De rubriek over kleine bedrijfjes zoals kruidenierswinkeltjes, bakkerijtjes, galanteriewinkeltjes, petroleum-, kolen- en turfhandelaren, kleermakers, mandenmakers, marskramers, sclilderbedrijfjes en kleine cafeetjes:
Smederij Bos uit de Stapel.
door Popko de Jonge
Deel 1: Het ontstaan van de smederij
Zo rond 1910 was er halverwege de Stapelerweg tussen de Eemten en Bloemberg nog geen enkele bebouwing aanwezig. Tussen de Stapelerweg en de tramrails, aan de noordkant van het weggetje naar de boerderij 't Ende, lag een stuk grond dat wel geschikt was voor bebouwing. Tegelijkertijd kregen de boeren in De Stapel behoefte aan een smederij. In de Wijk was wel een smederij, evenals in Veeningen. De afstand werd steeds meer als een bezwaar ondervonden. Een en ander zette een energieke jonge man, Johannes Bos, aan het denken.
Deze Johannes Bos werd geboren op 14 juli 1885 in de Wijk. Voor zover bekend woonden zijn ouders destijds in het huis tegenover huize Voorwijk van de familie De Vos van Steenwijk. Zijn vader Lubertus Bos, gehuwd met Margje Bomert, was werkmeester bij deze familie. In dit verband is het vermeldingswaardig dat deze man hiervoor een Koninklijke onderscheiding heeft gekregen. Een en ander blijkt uit de Oorkonde die op 27 augustus 1921 werd uitgereikt.
Johannes, in het dagelijks leven Jans genoemd, had zich bekwaamd in het smidsvak. Hij werkte ondermeer in de smederij van de Weerd, later Koster, in de Wijk. Verder heeft hij nog gewerkt in de smederij van Veldzicht in Balkbrug, waar hij zich vooral toelegde op het beslaan van paarden.
In 1909 volgde hij daarvoor een cursus in hoefbeslag aan de Inrichting voor Hoefbeslag in Groningen. Voor het afleggen van het examen moesten diverse modellen en soorten hoefijzers uit staven ijzer worden gesmeed. De familie beschikt nog over een vitrine waarin de zelfgesmede hoefijzers in verschillende uitvoering en vormen staan uitgestald. Paarden die een gebrek aan de hoeven hadden, moesten aangepaste ijzers worden aangemeten. De ijzers heeft Bos laten verchromen, en hij zou trots zijn als hij wist dat de vitrine met de ijzers bij een kleinzoon aan de wand hangt.
De bouwaanvraag
In de jaren 1910/11 heeft Jans Bos kennelijk plannen gemaakt om een eigen bedrijf te beginnen in de Stapel. Uit diverse gegevens blijkt n.l. dat er een bouwaanvraag is ingediend bij B en W van de gemeente de Wijk, en wel op 12 oktober 1911. Bij de bouwaanvraag werd ook een plattegrond gevoegd van de te bouwen smederij met woning, alles onder één dak. Bij het doorlezen van de omschrijving van het te bouwen geheel, komt men al spoedig tot de conclusie dat de wensen die men had erg bescheiden waren. Daarbij dienen wij wel in het oog te houden dat de tijd waarin dit plaats vond een kleine honderd jaar geleden is. Men wist niet beter. Duidelijk is b.v. dat er nog geen riolering aanwezig was. Een der gestelde vragen in de bouwaanvraag luidde: Zal voor het privaat een ton worden gebruikt of zal er een vergaarbak gemetseld worden? Het antwoord was: een gegalvaniseerde ton.
Uiteraard moest er een bouwtekening van het te bouwen pand bijgevoegd worden. Ook hieruit kan worden afgeleid dat er aan het geheel geen hoge eisen werden gesteld. Door de smidshaard en een werkbank nam de smederij een belangrijk deel in van de beschikbare ruimte. Verder een woonkamer, een keuken en een slaapkamer. In het achterhuis een turfhok, een geitenhok en een varkenshok en het privaat. De totale oppervlakte van het te bouwen pand bedroeg plm. 145 m2.
Slechts één maand later werd de bouwvergunning verleend, met ondermeer de bepaling dat het pand gereed moest zijn in april 1912. In de vergunning werd ondermeer de eis gesteld dat de dakbedekking uit pannen moest bestaan, Verder wordt genoemd dat in de smederij zal worden vervaardigd en verzameld alles wat tot het smidsvak behoort. In de smederij zullen worden gebezigd een boormachine en een wielbandbuigmachine. De vloer zal worden gemaakt van steen, behalve de vloer van de hoefstal tussen de palen; die hoefstal werd geplaatst in het achterste gedeelte van de smederij.
Volgens de bouwaanvraag is het pand gebouwd door E.Poortman Lzn. uit de Wijk.
Opvallende voorgevel
Opvallend aan de voorgevel is het houtwerk aan de daklijst; een verfraaiing die thans nog aanwezig is. Voor zover na te gaan, is dit fraaie houtwerk er direct bij de bouw op aangebracht. Verder valt de omlijsting in witte steen rondom ramen en deuren op. Op een oude foto is die nog te zien. Hierop is ook de deur te zien die toegang gaf tot de smederij.
Kennelijk was er geen vertraging ontstaan tijdens de bouw van het pand. Jans Bos is n.l. getrouwd op 9 maart 1912 in de gemeente de Wijk met Klaasje Nijenhuis, afkomstig uit Giethoorn en geboren te Kuinre in 1882.
De heer Bos had zich kennelijk, voordat hij vaste plannen had voor het opstarten van een smederij in de Stapel, goed georiënteerd op toekomstige klanten onder de boeren in een rondom de Stapel. Zo had hij b.v. met de eigenaar van 't Ende t.w. L.W. Stapel, ook wel Luuks van 't Ende genoemd, afgesproken dat een deel van de boeren woonachtig aan de Heerenweg en Groot Oever met paarden over het Endewegje en de houten brug over de Reest mochten gaan naar zijn smederij. Als de af te leggen afstand tenminste korter was dan de afstand over Bloemberg c.q. over de Haalweide. Wanneer de zandweg dan een onderhoudsbeurt nodig had, moest men zogenaamde hand- en spandiensten verrichten.
Uitstekend vakman
Jans Bos was een uitstekend vakman als hoefsmid. Er waren in die tijd op alle boerderijen een of meerdere paarden en daarvan moesten regelmatig de hoeven worden verzorgd. Oude versleten hoefijzers moesten worden vervangen. Het versleten ijzer werd verwijderd, de hoeven werden bekapt, de voetzolen werden verzorgd, waarna een nieuw ijzer passend werd gesmeed en onder de hoef werd vastgenageld met behulp van speciale nagels.
Veel paarden lieten zich gewillig beslaan, meestal in de speciale hoefstal. Sommige dieren hadden er een hekel aan en konden nauwelijks in de hoefstal geplaatst worden. Een oudmedewerker van Bos vertelde, dat hij het had meegemaakt dat een veearts moest worden geroepen om het dier een verdoving te geven, waarna Bos het dier liggend op de grond kon beslaan.
De wagens die de boeren destijds gebruikten, waren voorzien van houten wielen met een ijzeren hoepel er omheen. De houten wielen werden door een timmerbedrijf op maat gemaakt en dan naar de smid gebracht om voorzien te worden van een ijzeren hoepel; c.q. wielband. Bos had een molensteen op de kop getikt en gebruikte de steen als basis voor het omleggen van de wielband om het houten wiel. Het maat nemen van de omtrek van het houten wiel was uiteraard een zeer nauwkeurig werk. Met de wielbandbuigmachine werd de juiste kromming aan de band gegeven. De einden van de band werden dan aan elkaar gesmeed. De omtrek werd iets kleiner gemaakt dan de omtrek van het wiel. Vervolgens werd de wielband dan heet gemaakt en dan werd met vereende krachten de wielband om het houten wiel geslagen. Het geheel lag dan op de molensteen en met een pen op de steen gecentreerd. Tijdens het afkoelen kromp de wielband om het wiel en kwam dan vast om het hout te zitten. Vanzelfsprekend mocht na de montage het wiel niet slingeren. Jans Bos was in dit werk zeer bedreven. Voor een wagenbouwer in Zuidwolde voorzag hij alle houten wielen van wielbanden.
Uit vorenstaande mag blijken dat Bos een zeer goede naam heeft gekregen. Het gevolg is geweest dat hij vele knechten, die in de huidige tijd stagelopers worden genoemd, het smidsvak heeft bijgebracht. Allen spreken hun lof uit over wat zij bij Bos hebben geleerd.
Behalve het beslaan van paarden en het omleggen van wielbanden werden uiteraard alle voorkomende werkzaamheden uitgevoerd die bij het uitoefenen van het beroep smid hoorden. Vele karweitjes die de boer niet kon of wilde verrichten, werden door de smid uitgevoerd. Uit oude rekeningen kan gemakkelijk worden af geleid waaruit die karweitjes bestonden.
Het plakken van lekke banden van fietsen, het repareren van de fiets verlichting, het leveren van jasbeschermers op fietsen, het repareren van melkemmers en melkbussen, leveren van varkenskrempen, glad dekdraad, gegalvaniseerd draad , draadnagels, machineolie en wagensmeer. Het maken van kachelpijpen. Verkoop van allerlei soorten vorken en nieuwe stelen aan die vorken zetten. De stelen werden overigens gemaakt in Staphorst.
Met de ontwikkeling van allerlei landbouwwerktuigen kwam ook de verkoop van deze werktuigen bij de smid aan de orde. Bij Bos waren dat vooral de paardenmaaimachines en de hooibouwmachines. Een van de werknemers kan zich nog goed herinneren dat er een zelfbinder moest worden geleverd die in kratten aankwam en ter plaatse gemonteerd moest worden.
Jans Bos en Klaasje Nijenhuis kregen drie kinderen, t.w. twee dochters en een zoon, resp. geboren in 1913, 1915 en 1920. De oudste dochter, woonachtig in Meppel, vertelde dat de familie het in de eerste wereldoorlog zeer moeilijk heeft gehad. De zaak moest opgebouwd worden, en haar vader werd opgeroepen om dienst te doen in het leger als sergeant bij de grensbewaking. Hij was gelegerd in Coevorden. In zijn vrije tijd pakte hij de fiets en ging naar huis in de Stapel.
Daar ging hij onmiddellijk aan het werk om een of meer paarden te beslaan en allerlei reparaties uit te voeren. Dit was nodig om zich van een inkomen te voorzien.
Het gezin Bos stond in de omgeving zeer goed aangeschreven. Een oud werknemer zei het als volgt: "Het waren hele, hele beste mensen. Er was regel en orde"
De kinderen kregen een goede schoolopleiding. Zoon Bart heeft na de lagere school een aantal jaren een middelbare schoolopleiding gevolgd. Daarna de Technische School waar het smidsvak, het bankwerken en het autogeen lassen werd geleerd. Het autogeen lassen gebeurde met behulp van carbid.
Veranderingen
Na zijn opleiding kwam Bart in de smederij van zijn vader te werken en hield zich graag bezig met de technische ontwikkeling op het gebied van motoren en auto's. Zijn vader had daar niet veel aardigheid aan en bleef zich voornamelijk met het smidsvak bezig houden. Na de oorlog van 1940-45 ontstond er behoefte aan een grotere smederij c.q. werkplaats en omstreeks 1950 kreeg dat gestalte. Aan de noordzijde kwam een uitbouw. Intussen waren er aan het oorspronkelijke pand ook al allerlei verbeteringen gerealiseerd.
Met de toename van het aantal bromfietsen, motoren, auto's, vrachtauto's en de mechanisering van de landbouw ging het bedrijf een andere fase in. Voor Jans Bos was dit een periode die veel wijsheid vroeg. Hij was immers een man die veel van het echte smidswerk hield.
Hij bleef dat vak trouw tot aan zijn dood na een periode van ziek zijn. Op 30 oktober 1959 is hij overleden. Zijn vrouw Klaasje heeft tijdens haar laatste levensjaren in de Wijk gewoond, waar zij in maart 1972 is overleden. Zij zijn beiden begraven op het kerkhof in de Wijk.