De rubriek over kleine bedrijfjes zoals kruidenierswinkeltjes, bakkerijtjes, galanteriewinkeltjes, petroleum-, kolen- en turfhandelaren, kleermakers, mandenmakers, marskramers, sclilderbedrijfjes en kleine cafeetjes:
Rijwielhandel Jan Oostindiën
door door Jan Bolling
Niets leek er in de jonge jaren van Jan Oostindiën op dat hij later als zelfstandig ondernemer een rijwielhandel en -herstelbedrijf zou runnen.
Van huis uit had Jan geen kennis kunnen nemen van het ondernemen. Zijn vader Steffen Oostindiën was werknemer en verrichtte allerlei werkzaam- heden. Het gezin verhuisde vaak want meestal was een woning verbonden aan het werk bij de werkgever. Veranderde je van werk, dan betekende dat meestal ook dat er verhuisd moest worden.
Jan zag het levenslicht in 1929 in de buurt van de Dickningermolen (waar nu de kippenmest verwerkende fabriek staat, aan de Hoogeveense Vaart).
Door het vele verhuizen heeft Jan zijn jeugd op verschillende plaatsen in de omgeving van de Wijk doorgebracht. Hij heeft achtereenvolgens gewoond op Het Schot, t/o molen De Leyen (bij het huidige restaurant De Molenmeester), aan het Kuipersdijkje (parallel aan de Hoogeveense Vaart, tussen Rogat en de Wetering), 'op' Koekange en 'op' 't Rogat om uiteindelijk tegen 1940 terecht te komen aan de Dorpsstraat. Hier betrok het gezin Oostindiën een van de woningen op de hoek van de Wiltenweg.
Na de lagere school ging Jan naar de ambachtsschool in Meppel om daar de vaardigheden van het vak van automonteur en machinebankwerker onder de knie te krijgen. Na het verlaten van de school ging Jan aan de slag bij De Germaan. Onbewust was dit misschien wel een aanloop naar zijn latere fietsenzaak. De Germaan was namelijk een fietsenfabriek in Meppel met een zekere reputatie; de reclameslogan luidde: "Een Germaan, daar heb je wat aan".
Na De Germaan ging Jan werken bij Albert Vosseberg, die een garagebedrijf had naast de molen in de Wijk. Jan verrichtte ook daar weer allerlei werkzaamheden en omdat Vosseberg ook een taxibedrijf had, reed Jan ook op de taxi. Het chaufferen zou hem later nog goed van pas komen. Bij Vosseberg kon men ook autorijles nemen. Er zijn nog oude Wijkenaren die kunnen zeggen dat ze het autorijden daar van Jan hebben geleerd.
Inmiddels had Jan kennis gekregen aan zijn latere echtgenote, Aaltje Zwart. Na hun huwelijk gingen ze wonen aan de Dorpsstraat, op de hoek van de Molenstraat.
Jan was intussen als automonteur in Meppel gaan werken, bij de DABO (de Drentse Autobus Onderneming), die onder meer de dienst tussen Meppel en de Wijk onderhield.
Jan speelde toen al met de gedachte om iets met fietsen en brommers te gaan doen, maar zat met de vraag hoe je zoiets aanpakt; het ondernemerschap was hem immers van huis uit vreemd. Ondertussen stapte hij van de DABO over naar Voerman, een expediteur die was gevestigd op de Wheem in Meppel. Hier kon hij de chauffeerervaring die hij had opgedaan op de taxi van Vosseberg in praktijk brengen, al ging het nu niet om een personen-, maar om een vrachtwagen. Op een gegeven moment ruilde Jan de vrachtwagen van Voerman in voor die van Zandbergen en tussendoor reed hij ook wel op een bus van Berendsen, als ze daar een extra chauffeur nodig hadden. Als er bij Het Oude Hogenkamp een uitvoering of bruiloft was, was Jan ook niet te beroerd om bij te springen als ober. Vaak was dat op donderdag en als dan om een uur of drie, vier alles opgeruimd was, kon Jan naar huis. De nacht was dan wel erg kort, want om 7.00 uur moest hij al weer achter het stuur van de vrachtwagen klimmen.
De plannen om toch maar eens met een eigen fietsenzaak te beginnen, kregen vaster vorm toen Jan bij WACO Beton in Meppel werkte. Niet dat er in de Wijk een schreeuwend gebrek was aan een fietsenzaak; er waren er al drie, te weten W. Guchelaar, A. Vosseberg en S. Burema. Jan en Aaltje durfden de sprong toch aan; ze werden het erover eens dat Jan zijn vakdiploma zou halen en dat Aaltje intussen zou zorgen voor het middenstandsdiploma. Ze konden het pand Dorpsstraat 14 huren en zo startte het bedrijf in november 1961. In de beginfase bleef Jan halve dagen werken bij WACO Beton en nam Aaltje de zorg voor de winkel op zich. 's Middags kon Jan de fietsreparaties voor zijn rekening nemen. Als er 's morgens al een klant kwam met een haastklus, b.v. een lekke band, dan loste Aaltje dat kordaat op; ze stroopte de mouwen op en plakte snel de band. Al gauw bleek dat de fietsenhandel voldoende inkomsten opleverde om van te kunnen leven; Jan zegde zijn baan bij WACO op.
De handel beperkte zich niet alleen tot fietsen, elektrische apparaten konden ook geleverd worden. Deze waren niet in voorraad, maar konden in de showroom van groothandel Zeefat in Meppel worden uitgezocht. Jan was aangesloten bij de inkooporganisatie Peerless, die zijn naam eer aandeed: ze hadden een weergaloos ("peerless") spaarsysteem.
Dat ging als volgt: om de bevolking tot de aanschaf van een nieuwe fiets te verleiden, verkocht Peerless bonnetjes voor fl 2,50. Die moesten op een spaarkaart worden geplakt en bij inlevering van een volle kaart (50 bonnetjes) kreeg men een nieuwe fiets mee ter waarde van fl 125,-. Op deze manier hebben heel wat eenvoudige, maar degelijke nieuwe fietsen hun weg naar de ingezetenen van de Wijk gevonden.
De zaken gingen goed en Jan en Aaltje overwogen om de winkel te verbouwen, maar omdat het een huurpand betrof, ging dit niet zo maar een- twee-drie.
Met de eigenaar, G. Bolling, werden de voornemens besproken en dat leidde er uiteindelijk toe dat het pand in 1968 door Jan en Aaltje gekocht kon worden.
Het tij zat de jonge ondernemers mee, temeer daar in de jaren 60 van de vorige eeuw de televisie in opkomst kwam. Jan kwam in contact met de heer Pol, die 2e hands televisies uit Duitsland kon leveren. Vele inwoners van de Wijk waren nog verstoken van het alziend venster op de wereld en er lag dus nog een hele markt open.
Jan sprong slim in op deze handel. De service die verleend werd na levering aan de klant, werd verzorgd door een Duitse televisiemonteur die regelmatig de Wijk aandeed en Jan monteerde zelf de noodzakelijke antenne op het dak. Dat betekende allerminst dat de fietsenhandel nu op een zijspoor werd gerangeerd. Integendeel, de fietsenhandel werd nog versterkt door de komst van de gemotoriseerde versie ervan.
Inderdaad, de jeugd had de brommer ontdekt en ook dat leverde voor Jan en Aaltje de nodige nering op. Omdat het bedrijf bijna uit zijn voegen barstte, werd de houten werkplaats vervangen door eentje van steen. Er werd ook ruimte voor een showroom gecreëerd: aan de achterkant van de werkplaats; vanaf de Prof. Blinkweg kon men de uitgestalde fietsen bekijken.
In de winter, vooral als er natuurijs was, verkochten en slepen ze ook schaatsen. Daar was tijd genoeg voor, in de winter was de fietsenhandel maar slap.
Zoals de meeste middenstanders had ook Jan te maken met wanbetalers. Zo had hij eens een leuke handel gehad van 4 fietsen voor fl 1000.- en bleek de koper, toen de dag erna de rekening werd gepresenteerd, met de noorderzon vertrokken te zijn. Enig speurwerk heeft ervoor gezorgd dat in ieder geval de helft van het bedrag kon worden geïnd; naar de andere helft kon hij fluiten. Ondernemersrisico? Misschien, het was in elk geval een heel vervelende ervaring.
Niet alle tijd waarover Jan beschikte, heeft hij in de zaak gestoken. Hij heeft zich, evenals zijn vrouw, altijd actief met sport beziggehouden. De gymnastiekvereniging heeft in Jan jarenlang een trouw lid gehad en op de racefiets heeft hij zowat alle plekjes van de omgeving gezien. De trimbaan bij de Zwarte Dennen werd ook veelvuldig aangedaan. Daarnaast heeft hij ook gedurende lange tijd de auto van de plaatselijke brandweer bestuurd.
Tegen 1990 ontstond bij Jan en Aaltje de gedachte dat het misschien tijd werd om de zaak te beëindigen. De zoektocht naar een opvolger verliep niet zo vlot. Het pand werd uiteindelijk verkocht aan de heer Pouwels, die het ging verhuren als cafetaria en later als Chinees afhaalrestaurant.
Het leek er dus op dat de Wijk het voortaan moest stellen zonder fietsen- maker; Oostindiën was immers de enig overgeblevene. Gelukkig speelde de firma Huisjes hierop in, zodat de Wijker bevolking voor de zorg voor de fiets blijvend in het dorp terecht kon.
Jan en Aaltje kochten het huis aan de Prof. Blinkweg 8 om daar van hun welverdiende rust te kunnen genieten.
Al vrij snel na zijn pensionering gaf de gezondheid van Jan reden tot ernstige zorg.
In 1993 overleed hij, waamee een eind kwam aan het leven van een man die op zijn eigen wijze een speciale rol heeft gespeeld in de Wijker samenleving.
Met dank aan mevrouw A. Oostindiën-Zwart