't Olde Karspel - periodiek van de Historische Vereniging De Wijk - Koekange

De rubriek over kleine bedrijfjes zoals kruidenierswinkeltjes, bakkerijtjes, galanteriewinkeltjes, petroleum-, kolen- en turfhandelaren, kleermakers, mandenmakers, marskramers, sclilderbedrijfjes en kleine cafeetjes:

Stratenmaker Jan Nijboer


door Wim Smit

Sta je op een warme dag met je vader in het hooiland, komt
er iemand op de fiets langs, maakt een praatje en je wordt
stratenmaker. Zo is het begonnen.

Jan Nijboer werd geboren in mei 1909 aan de Ruinerdijk, in de gemeente Ruinen. Hij was de eerstgeborene in het gezin van Egbert Nijboer en Wemmigje Nijmeijer. Later zouden er nog twee zusters volgen (Gees en Femmie).
Het leek erop dat Jan in de voetsporen van zijn vader zou treden. Na zijn schooltijd ging hij op de boerderij helpen. De familie was inmiddels verhuisd naar de hoek van wat tegenwoordig Broekhuizen en Hooyersteeg heet.
Op een dag waren ze in het hooiland bezig. Komt er iemand op de fiets voorbij, stapt af en maakt een praatje. Plotseling: "Jou moet ik hebben!" Dat was bedoeld voor Jan. De fietser bleek de straatmaker Hendrik van der Haar te zijn, die wel een hulpje kon gebruiken. En zo werd Jan stratenmaker.
Jan trouwde met Roelofje Klinge uit de Wijk. Zij was de dochter van Jan Klinge en Jentje Kleis. Haar vader was koetsier bij de "jonkers" (de familie de Vos van Steenwijk).
Ze betrokken een woning aan het "pad" (de latere Prof. Blinkweg) in de Wijk. Hier werd hun zoon Egbert geboren. Het was niet hun laatste woning. Er werd nogal eens verhuisd. Zo woonden ze op Schoonvelde, Koekanger Akkers (Prinsesseweg), "op 't broek" (Hooyersteeg), hier werd hun dochter Jennie geboren. Zoals toentertijd gebruikelijk was hadden ze ook een boerderijtje. De verzorging hiervan kwam voor rekening van Roelofje.
Daarna ging het naar Koekange (Prinsesseweg) en weer naar de Wijk (Molenstraat). Na een langdurig ziekbed overleed Jan in 1965. Roelofje overleefde haar man 30 jaar. In december 1995 overleed zij.

Het straten
Nadat Jan een aantal jaren bij de firma van der Haar had gewerkt, begon hij "voor zichzelf". Zijn belangrijkste opdrachtgever was de gemeente de Wijk. Ook particulieren hadden wel eens een karweitje voor hem.
De stenen werden aangevoerd per schip. Meestal kwamen ze van steenfabrieken langs de Waal in de buurt van Nijmegen. Vanaf de losplaats, aan de Wijkbrug, ging het vervoer met paard en wagen. Hier werden dan de zgn voorwerkers voor ingehuurd. Bekende namen zijn: van 't Zand, de Boer, Egbert Smid. Het benodigde zand, dat meestal bij een boer wegkwam die een hoogte in zijn land had, werd op dezelfde manier aangevoerd.
De stenen werden stuk voor stuk met de hamer in het zandbed getikt. De stenen waren soms erg ongelijk van afmeting. Elk stukje werd gebruikt, weggooien was er niet bij. De meest gebruikte soorten waren: rabbats ( 5 cm breed), dubbeldik (7 cm), broodjes ( 10 cm vierkant). De eerste broodjes die in de gemeente de Wijk werden gebruikt waren afkomstig van het toenmalige vliegveld bij Havelte.
Net als bij het metselen werden de stenen in een verband gelegd. De meest toegepaste waren: halfsteensverband (stenen haaks op de wegrichting); keperverband (stenen schuin op wegrichting, om en om); blokverband (toegepast bij nieuwe wegen die na een bepaalde tijd toch weer opnieuw bestraat moeten worden, b.v. in een nieuwbouwwijk).
Een enkele keer werd een straat aangelegd van keien. De straatmaker kon zich wel mooier werk voorstellen. Er werd veel gebruik gemaakt van gebruikte stenen, zowel bij de herbestrating als bij de aanleg van nieuwe wegen. Zo werden de Blieckweg en de Bosweg in Koekange bestraat met stenen die in de Wijk overbodig waren. Een van de bepalingen van de gemeente was dat de straat niet afgesloten mocht worden. Het verkeer moest doorgang hebben. Dat bestond toen hoofdzakelijk uit fietsers en boeren met paard en wagen en niet te vergeten de "melkrieder". Hoewel men toen, volgens de overlevering, de tijd had, kwam het toch voor dat men boos werd omdat er even gewacht moest worden.

Het personeel
Natuurlijk had de straatmaker hulp nodig. Deze "handlangers" zorgden voor alle werkzaamheden die naast het intikken van de stenen nodig waren, zoals het uitbreken van de bestaande bestrating, het klaarmaken van het zandbed, en ervoor zorgen dat de stenen op de goede plaats lagen.
Bekende namen van handlangers zijn: Roelof Prent, Albert Remmelts, Harm Mennink, Steffen Oostindiën. De arbeidsomstandigheden waren, voor de begrippen van nu, slecht. Een schaftkeet had men niet. Als er een bui losbrak ging men onder een boom schuilen. Echte werkkleding kende men evenmin. Een dikke jas of soms een paardendeken moesten bescherming geven. Bij de winterdag ging iedereen "op steun".
Het was een goede gewoonte dat de aanwonenden van de straat waar gewerkt werd, zorgden voor een "bakkie koffie". De straatmakers werden dan binnen geroepen en aan de keukentafel werd de schaft doorgebracht. Als men 's avonds naar huis ging werd het gereedschap - hamers, meetgereedschap, waterpas - onder de kruiwagen, die op z'n kop kwam te liggen, opgeborgen. Zo kon het de volgende morgen zó weer worden opgepakt.

Opvolging
Het leek erop dat zijn zoon Egbert hem zou opvolgen. Egbert volgde een stratenmakersopleiding in Assen. Zijn eerste karwei was aan de Veldkamp.
Maar halfweg de jaren zestig werden de bakens verzet. Hij kwam in vaste dienst bij de gemeente de Wijk. Eerst als stratenmaker. Maar toen de gemeente het straatwerk ging uitbesteden, werd zijn werkterrein aangepast. Alle voorkomende werkzaamheden werden verricht, o.a. het zoutstrooien bij de winterdag. Eerst ging dit met de schop vanaf een rijdende vrachtauto. Later kwam achter de auto een strooischotel waar het zout op werd gegooid. Nog weer later werd het van de auto met een vijzel naar de strooier gebracht. Tot aan zijn pensionering bleef Egbert in dienst van de gemeente.
Als hij door de gemeente de Wijk fietst zijn er nog verschillende wegen waarvan hij kan zeggen: "Die hebben wij bestraat!"

Onder het genot van een "bakkie koffie" in huize Nijboer kwam dit artikel tot stand.