't Olde Karspel - periodiek van de Historische Vereniging De Wijk - Koekange

De rubriek over kleine bedrijfjes zoals kruidenierswinkeltjes, bakkerijtjes, galanteriewinkeltjes, petroleum-, kolen- en turfhandelaren, kleermakers, mandenmakers, marskramers, sclilderbedrijfjes en kleine cafeetjes:

Hoefsmid Pieter Jan ten Heuvel


door Aaltienus Buiter

= P.J. ten Heuvel Rijksgediplomeerd Hoefsmid =, dat stond er op het bord dat boven de deur van de toenmalige smederij aan de Dorpsstraat 31 te Koekange zat gemonteerd. En Piet, zoals hij in de volksmond werd genoemd, was maar wat trots op dat diploma.
Piet ten Heuvel werd op 26 juni 1910 geboren in Hoogeveen Hij was de derde van de vier kinderen die het gezin telde. Zijn vader was sluiswachter in Noordscheschut. Hij bezocht er de lagere school en later de ambachtsschool. Hij trouwde op 2 juni 1937 met Hillie Bakker, eveneens uit Hoogeveen. Zij was daar geboren op 8 oktober 1912. Zij heette Bakker, en kwam óók uit een bakkersfamilie.
Na de ambachtsschool werd Piet knecht bij een smid in De Krim en later nog in Zweeloo. Hij leerde daar het smidsvak, zoals ploegen smeden en paarden beslaan (van nieuwe ijzers voorzien). In 1936 verhuisde hij naar Koekange, waar hij de smederij van Huisman overnam. Toen ze een jaar later trouwden, kwam Hillie ook naar Koekange. In Koekange zijn ook hun drie dochters en hun zoon geboren.
Dat hij zijn vak goed verstond bleek wel uit het feit dat boeren uit Zweeloo en De Krim nog steeds naar Koekange kwamen om door Piet een nieuwe ploeg te laten maken. Vooral in die dagen was dat toch een hele afstand met paard en wagen.
Zijn eerste grote opdracht in zijn nieuwe woonplaats was het maken van alle hang- en sluitwerk voor de twee nieuwe ontginningsboerderijen die vlak voor de oorlog werden gebouwd aan de Panjerdweg, waar toen twee jonge boeren uit de Achterhoek op kwamen nl Colenbrander en Te Rietstap.

Smidsknecht
Al snel nam het werk zodanig toe dat Piet een knecht moest hebben. Verscheidene jongeren heeft hij als baas de grondbeginselen van het smidswerk geleerd. Veel van die knechten, vooral als ze van wat verder weg kwamen, bleven ook slapen. Op de zolder boven de smederij was daarvoor een slaapplaats ingericht. Een van de knechten die inwonend was had er schijnbaar geen zin in om `s nachts wanneer hij een plasje moest doen naar beneden te gaan. In plaats daarvan gebruikte hij een op voorraad op de zolder staande varkensvoerbak. Toen Piet daar na enige tijd achter kwam - het begon boven zo te stinken - was dat snel afgelopen.

Paardenkeuring
Zoals gemeld was Piet erg trots op zijn diploma van Rijksgediplomeerd hoefsmid. Hij ging dan ook regelmatig met z'n beide eerste grote klanten Te Rietstap en Colenbrander naar de paardenkeuring in Utrecht. Piet had dan vooraf de te keuren paarden voorzien van hoefbeslag. De paarden werden namelijk niet alleen op exterieur gekeurd, maar ook op hoe ze waren beslagen. Piet heeft op deze keuringen menige medaille in de wacht gesleept.

Vroeg op
De werkdag begon voor Piet al heel vroeg. Vooral als paardenhandelaar Schiphoff voor de markt zijn paarden nog wilde laten beslaan, kon het gebeuren dat Piet al om 4 uur `s morgens achter het smidsvuur stond. Dan werden er soms wel 10 paarden per dag beslagen. Om 5 uur beginnen was voor hem heel normaal. Hij begon de werkdag meestal met eerst een paar smidskrammen of smidsspijkers te smeden. Hij hield ervan om zijn werkdag luidkeels zingend te beginnen. Meestal waren het psalmverzen die hij ten gehore bracht. Die klonken dus `s morgens al door de buurt met het geluid van de hamer op het aambeeld.
De gehele dag was het een komen en gaan van klanten in de smederij. Maar ook van velen die om een praatje verlegen waren en daarvoor dagelijks de smederij opzochten en daar de laatste nieuwtjes bespraken. Politieke, landelijke, plaatselijke en kerkelijke zaken waren geliefde onderwerpen.

Mechanisatie
In de vijftiger jaren begon de mechanisatie ook in de landbouw een beetje op gang te komen. Was het daarvoor meestal handwerk wat er op de boerderij gebeurde, in de vijftiger jaren begon men wat meer machines aan te schaffen, vooral voor de hooibouw. Regelmatig ging Piet toen met klanten naar een bedrijf in Wolvega om hooimachines te kopen, waar hij dan provisie van kreeg. Ook waren er klanten die machines kochten bij b.v. de landbouwbank, maar waren ze stuk dan mocht Piet ze repareren. Je was zuinig op een klant en mocht er niets van zeggen…

Jacht
Een geliefde sport van Piet was de jacht. Menige zaterdagmiddag heeft hij in het jachtveld doorgebracht. Heel vaak samen met Lamert Zwiers, de boswachter van het Staatsbos. Maar ook dan was Piet nog niet altijd vrij. Zo gebeurde het dat een klant hem in het land zag lopen en hem riep omdat de mestpomp niet meer wilde en of hij er even naar wilde kijken. Maar wat bleek? De mestpomp was niet kapot, maar zat verstopt met stroresten. Een middag op jacht en dan onder de stront thuis komen!
Doordeweeks op jacht gaan, zo meende Piet, kon je tegenover je klanten niet maken. Dan hoorde je aan het werk te zijn. Maar als een boer hem vertelde dat hij ergens een haas had zien zitten, dan kon hij het toch niet laten om daar `s middags even naar toe te gaan. Maar het mocht niet opvallen dat hij op jacht ging. Piet had speciale fietstassen laten maken om kachelpijpen in te vervoeren van plm. een meter lang. Daar kon ook zijn jachtgeweer in, zodat niemand zag dat hij op jacht ging.
Als jager had hij ook een lichtbakvergunning. In die tijd zaten er veel konijnen in de Staatsbossen. Op een avond ging hij eens samen met Lamert Zwiers en een paar helpers met de lichtbak naar de rand van het Staatsbos. Op die avond schoten ze wel 40 konijnen. Momenteel zou deze methode erg omstreden zijn. Naast z`n hobby als jager, was Piet ook nog lid van de vrijwillige brandweer van Koekange. Menige brand, met name aan de Ruinerweg, heeft hij helpen blussen.

Wagens
Van oude auto-onderstellen werden wagens gemaakt. Zo kreeg je wagens met luchtbanden en die waren een hele verbetering t.o.v. de oude boerenwagens, waar de ijzeren hoepels als het erg warm was nog wel eens af wilden lopen. Deze luchtbandenwagens werden in de smederij ook volledig geschilderd. Hetzelfde gold voor de zeugkooien in de varkenkraamstal die ze ook zelf maakten. Ook werden er veel melkkarretjes gefabriceerd, o.a. voor een wederverkoper in Hoogeveen.

Butagas en oliestook
Toen het butagas op de markt kwam, ontstond er grote vraag naar 2- en 3-pits gaskooktoestellen. De boerinnen hadden al gauw de voordelen van butagas t.o.v. het fornuis ontdekt en moesten toen allemaal een nieuw kooktoestel hebben. Piet heeft er veel verkocht.
Voor verwarming was de oliestook in opmars. Zo moest er ook bij de plaatselijke huisarts Röell een oliestookinstallatie worden aangelegd. Daarvoor moest er een tank in de grond worden gegraven. Dit karwei kwam niet in een dag klaar. De tank moest de volgende dag nog met grond worden afgedekt. Toen ze echter de volgende morgen het werk af wilden maken, was door het grondwater de tank weer helemaal omhoog gekomen, zodat Piet en zijn helper weer opnieuw konden beginnen. Diezelfde huisarts was zelf ook heel vaak op zaterdagmiddag in de smederij te vinden, waar hij dan voor zichzelf aan het knutselen en uitvinden was. Op zaterdagmiddag moest ook alles worden opgeruimd, opdat men op maandagmorgen weer in een schone werkplaats kon beginnen.
De kinderen herinneren zich ook dat de deuren nooit op slot waren. Niet van de smederij en ook niet van het woongedeelte. Iedereen die dat wilde kon altijd binnenlopen. Toch werd er nooit iets vermist. Ook de butagasflessen stonden open en bloot, zeg maar voor het grijpen. Een heel verschil met heden ten dage, want dan waren ze waarschijnlijk wel verdwenen.

Rekeningen In de beginjaren werden de rekeningen maar één keer per jaar uitgeschreven. Later werd dat twee keer en nog weer later vier keer per jaar. En dan werd het geld contant opgehaald. Dat was toen normaal, maar aan het eind van de rit had degene die het geld ophaalde een groot bedrag bij zich.
Veel gebeurde ook pro deo of als service. Zo was Piet een van de eersten die een solex had, maar deze werd misschien wel meer door anderen gebruikt dan door hemzelf. Als een klant b.v. naar Meppel moest gebeurde het vaak dat deze zei :"Piet ik moet even naar Meppel, kan ik de solex even meekrijgen?" Over vergoeding werd niet gesproken.

Half veearts
Piet was niet alleen hoefsmid, soms was hij er ook veearts bij. Dikwijls werd hij gevraagd bij paarden om tanden of kiezen te trekken of bij te vijlen. Ook kreupele koeien bekappen was zijn werk. Of aderlaten bij paarden met maandagziekte. Hij sloeg dan een hol pijpje in een ader in de nek van het paard, zodat er bloed kon wegvloeien. Daarna werd de wond dichtgebonden met vliegertouw en klaar was kees. Erg steriel zal het niet altijd zijn geweest.

Oorlog
In de oorlog gingen de werkzaamheden gewoon door. Wel waren er in de buurt en ook bij Ten Heuvel leden van de Grüne Politzei ingekwartierd. Die bij Piet en Hillie over de vloer was, was van de goede kant. Eens hadden ze bijna onder de ogen van de Grüne Politzei een varken geslacht. Het dier mocht natuurlijk niet te veel lawaai maken en zeker niet schreeuwen. Het werd in zijn hok met een voorhamer de kop ingeslagen en geslacht. De "Grüne" heeft hen niet aangebracht.

Gestopt
Toen Piet 55 jaar was is hij gestopt als zelfstandig smid. Hij kwam op het arbeidsbureau omdat hij een knecht nodig had. Die waren op dat moment niet voorhanden. Hij kreeg de mededeling: "Smidsknecht? Dat wil niemand meer worden. Zoek je zelf nog geen werk?". Op de vraag van Piet wat voor werk men dan wel voor hem had, kreeg hij te horen dat men op de Centrale Werkplaats nog een werkmeester zocht. Piet heeft hier even over nagedacht en toen besloten om dit aanbod aan te nemen. Zo kwam er vrij onverwachts een einde aan zijn werk als dorpssmid. De smederij werd verhuurd aan Albert de Roo die hem 5 jaar later kocht. Piet werd werkmeester op de Centrale Werkplaats en het gezin verhuisde naar hoeve "Welgelegen" aan de Prinsesseweg waar ze het voorhuis huurden. In zijn vrije tijd was Piet echter nog vaak te vinden in de smederij bij Albert de Roo waar hij dan voor zichzelf bezig was. Zo maakte hij toen nog rietdekkersgereedschap en siersmeedwerk voor Monumentenzorg. Verder nog klinkstellen en smidskrammen.
Hij kon het oude beroep nog niet geheel loslaten. Maar hij heeft nooit spijt gehad van de overstap. Zijn vrouw Hillie verloor hij in 1990. Zelf overleed Piet op 84-jarige leeftijd in 1994 te Koekange.

De smederij is er niet meer. De Roo is enige jaren geleden gestopt en had geen opvolger. Zo is ook de laatste smederij verdwenen uit het Koekanger dorpsbeeld.

Dit artikel kon tot stand komen door de welwillende medewerking van twee van de kinderen n.l. Gretha Hoornstra-ten Heuvel en Dick ten Heuvel. Ook van Jan Hertong uit Zuid-Afrika, voormalig smidsknecht bij Piet, heb ik enkele gegevens gekregen. Hiervoor mijn hartelijke dank.