De rubriek over kleine bedrijfjes zoals kruidenierswinkeltjes, bakkerijtjes, galanteriewinkeltjes, petroleum-, kolen- en turfhandelaren, kleermakers, mandenmakers, marskramers, sclilderbedrijfjes en kleine cafeetjes:
Bijenhoudersvereniging De Wijk e.o., deel 2
door Aaltienus Buiter
Deel 2: Het leven van de bij
Dit is het tweede en laatste deel over de bijenvereniging en het leven van de bij en ontboezemingen van een oud-voorzitter.
Rangen en standen
Het is misschien leuk om te vermelden hoe een bijenvolk werkt.
In februari / maart, al naar gelang van de temperatuur, begint de koningin in de korf of kast haar eitjes te leggen. Na 21 dagen worden de eerste bijtjes geboren. Het pas geboren bijtje heeft echter niet veel tijd om aan zijn omgeving te wennen, want hij wordt onmiddellijk aan het werk gezet. Eerst moet hij zijn eigen cel poetsen en daarna het broed verzorgen. In de derde week van zijn bestaan wordt hij wachter en dan kun je hem vinden bij de ingang van korf of kast. Vervolgens is hij 3 weken 'haalbij'. Dus bezorger van honing voor het volk. Hij heeft dan zes weken geleefd en dat is de duur van zijn leven. Hij is dan versleten en sterft. In de winter is de bij in zijn rustperiode, hoeft niet te werken en kan dan overwinteren. Zijn levensduur is 6 maand.
Koningin
In de broedperiode worden er uiteraard ook koninginnen geboren. Zodra de eerste er is, verlaat de oude koningin met een deel van het volk de korf en gaat zwermen. De nieuwe moet op haar beurt weer terrein geven aan de volgende koningin die geboren wordt. De koninginnen geven elkaar telkens hun aanwezigheid door, door te 'toeten en te kwaken'. Dat laatste wordt gedaan door koninginnen die nog in de 'moerdop' zitten. Als alle koninginnen zijn geboren, dan wordt er om gevochten wie in de korf mag blijven.
Meerdere verenigingen
In de loop der jaren zijn er vanuit de vereniging in de Wijk meerdere afdelingen opgericht. Men werkte in het begin immers in een wijde regio. In 1919 hebben de imkers uit Ruinerwold en Zuidwolde eigen verenigingen opgericht. In 1945 was dat het geval met Meppel en Koekange. In 1947 volgde Staphorst. Hier heeft men het echter maar 10 jaar volgehouden want deze vereniging werd in 1957 alweer opgeheven. Koekange hield het tot 1962 vol, toen viel ook daar het doek.
De afdeling de Wijk heeft het dus al heel lang volgehouden. In 2001 vierde ze haar 90-jarig jubileum.
Bijenstal
De bijenvereniging exploiteert in de tuin van Dickninge en bij de Karstenshoeve een bijenstal voor die leden van de vereniging die thuis geen of te weinig ruimte hebben en toch graag bijen willen houden.
Herinneringen van een imker
Het is misschien aardig om dit artikel te besluiten met een persoonlijk stukje van de reeds overleden voorzitter Egbert Jansen. Hij heeft dit jaren geleden op schrift gesteld voor de bijenvereniging.
Jansen schreef: Mijn vader, mijn moeder en ik, wij woonden aan de rand van het grote heideveld dat zich uitstrekte over het Staphorsterveld, het Ijhorsterveld en het Westerhuizingerveld. Een klein stukje hiervan was ons veld. Hier hadden twee bijenhouders uit de Wijk ieder najaar hun bijen staan.
Mijn moeder die aardigheid aan bijen had, kocht voor een mand aardappelen een bijenzwerm. Met de koop werd tegen haar gezegd, dat ze vier pond pershoning moest kopen om de bijen te voeren in het volgende voorjaar. Ze moest hiermee niet eerder beginnen dan wanneer de bijen flink gevlogen hadden. Telkens aan een schoteltje voer een beetje water toevoegen.
Mijn vader, gedachtig het raadseltje: 'Achter in mijns vaders hof, staat een tonnetje met verlof enz.', timmerde een hok achter in de groentetuin en klaar was 'Kees'.
Afwachten hoe het zou gaan. En dat konden we rustig doen. Wij hadden ook een buurman die imker was. Hij had toegezegd dat wanneer het nodig was we op zijn hulp konden rekenen. Ik was toen 14 jaar en kon en mocht roken. Toen de eerste zwerm afvloog en was gaan zitten, deed ik mijn moeders schort om het hoofd, kousen om de armen (een bijenkap was er toen nog niet), een lege korf in de hand en pijp rokende met baai van 14 cent per pond ging ik er op af. Het lukte wonderbest. Ik kreeg de zwerm in de korf.
De toen in oprichting zijnde afdeling Balkbrug kreeg de heer Joustra -die was toen landelijk verenigingssecretaris- op bezoek voor het geven van een praktische les imkeren. Dit met hulp van een bijenhouder uit Balkbrug. Om aan wat meer bijenkennis te komen vroeg ik aan mijn vader of die het goed vond dat ik daar heen ging. Vader antwoordde: "Je gaat maar, je wordt er allicht niet dommer".
Ik voelde mij daar niet thuis. Vreemde mensen. Een spreker wiens woorden ik niet ten volle begreep. Ik was een te jonge bijenhouder. Ik vroeg aan mijn buurman luisteraar: "Sterke volken, hoe krijg je die?". Hij keek mij aan en antwoordde: "Da's heel gemakkelijk, 's morgens een geklopt ei geven".
Ik werd maar geen lid van Balkbrug. Ruim een jaar later wel van de Wijk.
Van deze vereniging is Egbert Jansen zo'n 70 jaar lid geweest, waarvan vele jaren voorzitter. Hij mocht deze periode afsluiten met een onderscheiding van de landelijke bijenvereniging.
Zijn zoon, de nu 82-jarige Klaas Jansen, wonende in Nieuwleusen, maar daarvoor altijd op het ouderlijk bedrijf op Groot Oever, vertelde mij dat hijzelf, hoewel hij geen bijenhouder was, veel bijenkorven heeft gevlochten. Dit deed hij op de aloude manier met primitieve hulpmiddelen. De bijenkorven werden gemaakt van lang stro. Om daar gelijkmatige bundeltjes van te maken, werden ze door een plm. 6 cm lange koehoorn gehaald. Ze werden op elkaar gevlochten d.m.v. gespleten dorens. Deze dorens werden met een speciaal mesje aan een lange stok afgesneden en van de scherpe punten ontdaan door ze door een koehoorn met daarin een gaatje te halen. Vervolgens werd de nu gladde twijg gespleten d.m.v. een eigengemaakte 8 cm lange houten splitter. De ene kant was geschikt om de twijg in drieën, de andere kant om de dikkere twijgen in vieren te splijten. Ook dit is handwerk dat je bijna niet meer ziet.
Met deze ontboezeming wil ik dit artikel over de bijenhoudersvereniging afsluiten. Met dank aan de voorzitter van deze vereniging, de heer A. Muller uit IJhorst, van wie ik verschillende archiefstukken voor de Historische Vereniging mocht ontvangen.