De rubriek over kleine bedrijfjes zoals kruidenierswinkeltjes, bakkerijtjes, galanteriewinkeltjes, petroleum-, kolen- en turfhandelaren, kleermakers, mandenmakers, marskramers, sclilderbedrijfjes en kleine cafeetjes:
Bakker/kruidenier Klaas Seinen
door Wim Smit
Moeiteloos wordt het rijtje opgedreund. Vele duizenden malen was het een hulpmiddel om zijn klanten te bedienen. Nu we, zoveel jaren later, gezellig in de woonkamer zitten en herinneringen aan vroeger ophalen, is het een sport. Op deze plaats zijn al heel wat ponden suiker en wat dies meer zij, over de toonbank gegaan.
De oudst bekende bakker/kruidenier in dit pand was Hendrik Westenbrink. Die deed zijn zaak over aan Albert Vos. Naast dit bedrijf had die ook nog een boerderij achter aan de Wiltenweg. Hij had vijf man personeel. Eén hiervan was Jan Seinen. Toen Albert Vos naar de boerderij aan de Hessenweg ("Dijkstandigerhuizen") trok, nam Jan de zaak over. In 1956 nam Klaas de zaak over van zijn vader, nadat hij daarin al vanaf zijn twaalfde jaar geholpen had.
Bakker
Bakker en vroeg opstaan zijn synoniem. Om vijf uur begon de dag. Het schema was vrij simpel: oven opstoken, brood bakken, oven weer opwarmen, weer brood bakken en dan de koekjes. De oven werd aanvankelijk gestookt met takkenbossen of met turf, later met olie.
Omdat volgens het arbeidstijdenbesluit niet voor tien uur gevent mocht worden, had men na het bakken nog even tijd voor een kop koffie.
Men kende brood en stoet. Brood was roggebrood, al het andere was stoet (roggestoet, tarwestoet, grijze en witte stoet), gebakken in blik of als vloerstoet. Er waren stoeten van 800 gram maar ook van 1200 en 2400 gram.
Ook het "knipstoet" van 400 gram was gewild, kosten 11 cent. Een andere lekkernij waren de kadetjes. En niet te vergeten het "regelbrood".
Dat regelbrood kreeg een zeer arbeidsintensieve behandeling. Mengen, laten rijzen, mengen, rijzen, en dat een aantal keren achterelkaar, zodat het goed kon rijpen. Dan werd het op een speciale manier in de bus gedaan en gebakken. Volgens kenners was dat "machtig lekker" maar... niet goedkoop.
's Maandagsmorgens werd begonnen met het mengen van het roggebrood. Dat liet men dan "broeien" in kokend water. Later op de dag volgde het afmengen. 's Middags werd het in de "afgeleefde" oven geplaatst, bleef daar 's nachts in staan en dinsdagmorgen was het gereed.
De roggebroden werden in een bus gebakken, twaalf bussen in een ijzeren blik, deksel erop en op de kop in de oven. Gewicht van zo'n brood: 6 pond.
Ook het deeg voor de koekjes werd op maandag klaargemaakt, voor de hele week, het werd koel gehouden in de kelder en elke dag werden er wat koekjes gebakken. Koek werd op een plaat gebakken en daarna op de gewenste grootte afgesneden, hierbij kreeg men ook de kantkoek. Kruidkoek daarentegen werd in een bus gebakken.
Toen er mengmachines kwamen, werd het wel een beetje gemakkelijker. Voor Klaas was het naast de dagelijkse werkzaamheden ook nodig om de vakdiploma's te halen. Dat betekende 's avonds naar school. In Meppel of in Zwolle.
In 1963 werd besloten met het bakken te stoppen. De directe reden hiervoor was ziekte. De producten werden nu betrokken van de Fa. Koster te Rogat, later van Hendriks uit Nieuw-Amsterdam.
Venten
Vanaf zijn twaalfde jaar moest Klaas, na schooltijd, al helpen in de zaak. Op een grote transportfiets, met aan beide zijden vier karbiezen, drie aan het stuur en een aan de pols, werden de boodschappen bezorgd. Vanaf zijn veertiende was hij volledig in de zaak opgenomen. Het streven was de klanten twee à driemaal per week te bezoeken. De "wijk" bestond uit het dorp, Wijkbrug, Oosterwijk, Schiphorst, Lokkerij, IJhorst, Hessenweg, Rogat, de Knijpe. Er was veel concurrentie. Het gebeurde wel dat de ene venter op de andere moest wachten. Toch was er geen sprake van afgunst.
De transportfiets werd vervangen door een bakfiets. Al vrij snel gevolgd door paard en wagen. Die combinatie werd op zijn beurt vervangen door de auto. Dat die laatste zeer economisch werd gebruikt, tonen de vakantiefoto's wel aan.
Kruidenier
Als u, lezer, uit het bovenstaande de indruk hebt gekregen dat er alleen maar met brood werd gevent, zou ik zeggen: kijk even terug naar de kop van dit artikel. Want naast de bakkerijproducten waren de kruidenierswaren ook zeer belangrijk. En er werd niet alleen "bij de weg" verkocht maar natuurlijk ook in de winkel. Dat was het domein van Aaltje. De winkel was ook het punt waar de dorpsnieuwtjes werden uitgewisseld. Maar voor de vrouw des huizes was het hard werken, naast de huishouding. Voorverpakte artikelen kende men niet. Alles moest worden afgewogen. Dat gebeurde meestal 's avonds, zodat men de volgende dag een voorraadje had. Zo kwamen b.v. soda, suiker en zout aan in grote zakken. Stroop, groene zeep, slaolie e.d. in grote bussen. De klanten kwamen met een eigen bakje waar het benodigde in werd geschept.
Koffie, er waren drie soorten, kwam binnen in de vorm van bonen. Voor sommige klanten moesten die eerst gemalen worden.
De meeste kruideniersartikelen ( of noemde men dat vroeger comestibles en koloniale waren?) werden betrokken van de firma R. Houwink uit Meppel.
Later ging dat op in de inkoopcombinatie GROSCO die overging in IFA. De aanvoer geschiedde met eigen auto's en soms met de "boderieder", Willem Bollink. Ook het meel voor de bakkerij werd door hem aangevoerd. Het spul werd "op stee" afgeleverd. Dat betekende dat Willem met een baal meel van 50 kg door de winkel heen de trap op moest, om het op zolder neer te zetten.
Naast dit alles moest ook de administratie kloppen. De maandagavond werd hiervoor uitgetrokken. Ook op Nieuwjaarsdag was men niet vrij, want dan moest de voorraad worden opgenomen.
Begin jaren tachtig begon het lichaam toch te protesteren tegen dat vele werken. De zoons, die veel hebben geholpen, hadden geen belangstelling om de zaak voort te zetten en daarom werd in 1982 besloten om gebruik te maken van een saneringsregeling. De zaak werd gesloten.