De rubriek over kleine bedrijfjes zoals kruidenierswinkeltjes, bakkerijtjes, galanteriewinkeltjes, petroleum-, kolen- en turfhandelaren, kleermakers, mandenmakers, marskramers, sclilderbedrijfjes en kleine cafeetjes:
Turfschipper Romke Roffel uit Rogat
door Dirk Roffel
Gedurende vele eeuwen is turf een zeer belangrijke brandstof geweest. De turf die werd afgegraven, moest natuurlijk ook afgevoerd worden. Dit gebeurde met schepen. Geen wonder dat er in Drenthe zoveel turfhandelaren en turfschippers waren.
Eén van deze turfschippers was Romke Roffel. Hij werd geboren op 4 juli 1884 te Leeuwarden, als zoon van een beurtschipper. Hij had twee broers en drie zusters. Samen met zijn broer kocht Romke een schip en begon hij op 22 jarige leeftijd als vrachtvaarder.
Ze woonden samen op het schip en hun ligplaatsen waren verspreid over het noorden van het land. Hun thuishaven was echter Leeuwarden. In 1912 trouwde hij met Aukje Jasper, afkomstig uit Stiens en dochter van een molenbaas op een baggermolen. Ze begonnen voor zichzelf en woonden aan boord van hun schip. Ook hun zeven kinderen (waarvan één op jonge leeftijd overleden) zijn allen aan boord geboren.
Van vrachtvaarder tot turfschipper
In eerste instantie waren ze vrachtvaarder, maar 's winters vervoerden ze vaak turf om zo toch een inkomen te hebben, want de vrachtvaart lag in de winter veelal stil.
Ze hadden verschillende ligplaatsen, maar hun vaste ligplaats was Rogat. Omdat ze steeds meer klanten kregen voor de turfafname besloten ze verder te gaan in het turfvervoer en werd de vrachtvaart geleidelijk aan minder. Enige jaren later lieten Romke en Aukje een nieuw schip bouwen dat ze de "Drie Gezusters" doopten (genoemd naar de drie dochters die geboren waren).
Het beladen
Maar nu eerst iets over het beladen van het turfschip. Het beladen gebeurde door een ploeg die bestond uit ongeveer 12 personen, mannen en vrouwen. De gedroogde turf werd verzameld en met kruiwagens naar het schip gebracht en opgestapeld, men deed daar ongeveer 1½ dag over. Was dit karwei geklaard dan werd er afgerekend met de veenbaas en werd de last met luiken en kleden afgedekt. Met eigen krachten werd het geladen schip dan naar Klazienaveen getrokken en geboomd.
De scheepsjager
Wanneer er niet voldoende wind was, kwam er een scheepsjager aan te pas. Nadat Roffel met de scheepsjager tot een akkoord gekomen was, trok deze het schip naar Zwinderen, doch meestal werd er onderweg geruild met een tegemoetkomende jager. Kwam deze toevallig uit Hoogeveen, dan werd in Zwinderen een nieuw akkoord gemaakt naar Hoogeveen of naar Wilmoesbrug, wat meestal de eerste losplaats was. Daarna werden weer met eigen krachten de losplaatsen Ossesluis, Wijkbrug, Rogat en soms ook nog de Rumptigerbrug aangedaan. Het grootste gedeelte van de turf ging echter naar De Wijk en Ruinerwold.
Wind geen spelbreker meer
In 1937 werd alles anders. Romke Roffel kocht een opduwer, deze werd de "Drie Gebroeders" gedoopt (genoemd naar de drie zonen). De zeilen en de jagerslijnen werden van het schip verwijderd, wat meteen het laadvermogen weer ten goede kwam. De wind was nu geen spelbreker meer en het pingelen (soms om een kwartje) met de scheepsjager behoorde tot het verleden.
Later kwamen ook twee zonen, Tieme en Piet, de turfvloot versterken en groeide deze uit tot drie schepen.
De opkomst van de kolen
Het stoken van turf werd langzaam verdrongen door de kolen. Dit was voor familie Roffel echter niet zo'n bezwaar, want in 1950 was de derde zoon, Dirk, een kolenhandel begonnen. Wat er dus aan turfomzet verdween werd grotendeels door de kolenhandel weer opgevangen. Romke en Aukje voeren bijna niet meer met hun schip, maar het leven aan boord wilden ze toch niet opgeven.
Na nog vijf jaar stil te hebben gelegen te Rogat, vestigden ze zich in een woning aan de Julianaweg. Later hebben ze nog aan de Prof. Blinkweg gewoond.
Kolen- en strohandel
In 1958 werd te Rogat een pand gekocht en gingen de drie broers samen als kolen-en strohandel, onder de naam Gebrs. Roffel. Piet bewoonde het pand. Als vaste werknemer was Hilbert Hagewoud jarenlang werkzaam in het bedrijf. Verder was er vooral in de winter los personeel. Door de komst van het aardgas in 1966, ging het stoken van kolen steeds meer tot het verleden behoren en daardoor ging een gezond bedrijf ten onder.