De Commissie tot Wering van Schoolverzuim
Bij het "doorspitten" van notulenboeken, om te komen tot een jubileumboek voor de Prins Johan Frisoschool in Koekange, die dit jaar honderd jaar bestaat, kwam ik een notulenboek tegen van de "Commissie tot Wering van Schoolverzuim". Omdat dit een plaatselijke commissie was, die niet alleen betrekking had op de Prins Johan Frisoschool, leek het me goed hierover iets in 't Olde Karspel te schrijven. Waarschijnlijk zijn er veel lezers die nog nooit van een dergelijke commissie hebben gehoord.
In het begin van de twintigste eeuw nam niet iedere ouder het zo nauw met de leerplichtwet. Wanneer het thuis of op het bedrijf druk was, dan werden de kinderen heel snel thuisgehouden van school. Kinderarbeid was toen nog heel gewoon. Om aan dat onwettige schoolverzuim paal en perk te stellen werd er door de gemeente, zowel in de Wijk als in Koekange "een Commissies tot Wering van Schoolverzuim" ingesteld. Deze plaatselijke commissie werd in Koekange geïnstalleerd door de burgemeester op 20 maart 1901.
Taak en werkwijze
De taak van de commissie, waarvan de leden werden benoemd door het college van burgemeester en wethouders, bestond hieruit, dat de commissie moest beoordelen of schoolverzuim van een leerling wettig of onwettig was. Door het betreffende schoolhoofd werd het verzuim gemeld aan de inspecteur van het lager onderwijs. Deze stuurde daarvan bericht naar de secretaris van de commissie. De commissie kwam daarop bij elkaar en riep, middels daarvoor ontworpen oproepingskaarten, de betreffende ouders op om voor de commissie te verschijnen voor toelichting op het verzuim. Na deze "hoorzitting" beoordeelde de commissie of verzuim "al dan niet verschoonbaar" (wettig of onwettig) was, maakte een rapport op en bracht dat ter kennis van de heer inspecteur. Deze bracht op zijn beurt het betreffende rapport, wanneer het verzuim "niet verschoonbaar" was, ter kennis van het Openbaar Ministerie, dat daarna tot vervolging van de ouders overging en doorgaans een boete oplegde. Over de hoogte van de opgelegde boetes wordt weinig vermeld. Dat was ook niet de verantwoordelijkheid van de commissie. In een enkel geval wordt er wel gewag van gemaakt. Ze variëren in de jaren vijftig van ƒ10,= tot ƒ12,= al naar gelang het een eerste of een tweede veroordeling betrof. Of 4 of 5 dagen hechtenis bij niet betalen. Deze bedragen waren een heel stuk lager dan in een schrijven van het Ministerie van Justitie uit 1947 wordt vermeld. Daar staat dat de boetes voor ongeoorloofd schoolverzuim waren verhoogd tot ƒ300,= of 3 maanden hechtenis.
De vergaderfrequentie van de commissie was, zoals begrijpelijk, zeer onregelmatig. Soms vergaderde de commissie wekelijks, vooral in de beginjaren nadat ze was ingesteld, soms duurde het enkele maanden voor de commissie weer bij elkaar geroepen werd.
Het totaal is er 230 keer vergaderd vanaf de oprichting tot de laatst genotuleerde bijeenkomst in 1955.
Ieder jaar maakte de commissie een jaarverslag van haar werkzaamheden ten behoeve van het college van burgemeester en wethouders. In dat verslag werd melding gemaakt van het aantal vergaderingen en het aantal opgeroepen ouders of verzorgers dat voor de commissie moest verschijnen. Dat lang niet iedereen verscheen blijkt wel uit het feit dat in enig jaar 12 vergaderingen hebben plaats gehad, waarop maar 3 ouders verschenen voor toelichting op het verzuim.
De eerste commissie
De eerste commissie in Koekange, die is ingesteld in 1901, bestond uit de heren R. Westenbrink, Jac. Hindriks (hoofd openbare school), Kl. Drost, G. Dekker, H. Broekhuizen, J. Oshaar en H. Westerd.
In 1901 had de commissie alleen nog maar te maken met schoolverzuim van leerlingen van de openbare lagere school. De gereformeerde school en de openbare school in Koekangerveld bestonden toen nog niet.
Van de commissievergaderingen, waarvan zoals gezegd tot 1955 notulen zijn gemaakt, zijn alle boeken bewaard gebleven. In 1941 is de commissie door burgemeester De Blieck opgeheven en na de oorlog in 1945 weer opnieuw ingesteld. Dan bestaat de commissie uit de volgende personen: J. Buiter (voorzitter), G. v. d. Woude (secretaris) en leden R.H. Drost, G. Fluit. H. Scheper, A. Meinen en schoolhoofd J.A. Heetebrij van de openbare lagere school.
In het kort zullen we enkele gevallen die in de commissie aan de orde kwamen de revue laten passeren.
Schapen hoeden
Het eerste geval van verzuim, dat in 1901 voor de commissie kwam, betrof een zekere Jan Koster. Deze was zich ten volle bewust dat hij de wet overtrad en "alzoo" strafbaar was. Hij toonde zich niet onwillig om zijn zoon weer naar school te sturen, zo verklaarde hij, maar wel onmachtig. Zijn zoon moest namelijk op de schapen passen en wanneer hij zijn zoon naar school stuurde, dan moest hij zelf thuisblijven om de schapen te hoeden. En dat ging niet, want er moest wel brood op de plank komen. De commissie kon niet anders, dan op grond van de wet, 'het verzuim als niet verschoonbaar' beoordelen.
Ook de volgende vergadering van de commissie betrof een zelfde soort verzuim. Nu was opgeroepen Frens Kloeze. Ook hij had zijn zoon van school thuisgehouden om op de schapen te passen. Bovendien voelde hij zich niet schuldig, omdat hij zover (meer dan 4 kilometer) van school af woonde. Blijkbaar was dat de maximale afstand die een leerling van school mocht wonen. Was de afstand groter dan was het kind, in die tijd, blijkbaar niet verplicht om naar school te gaan. In latere jaren komt deze afstandsgrens meerdere malen ter discussie. Ouders die ver van de school af woonden, beriepen zich nog wel eens op deze uitvlucht. Een der commissieleden twijfelde eens aan de afstand die een ouder opgaf. De vader zei dat de afstand meer dan 4 kilometer was. Het commissielid antwoordde hierop: "Nee, de afstand is maar 3750 passen. Ik heb het zelf opgemeten en mijn pas is zeker geen meter, dus kan de afstand geen 4 kilometer zijn".
Vooral in de eerste jaren betrof het altijd gevallen dat de kinderen moesten meehelpen met het werk thuis. Er heerste veel armoe. Dit argument werd ook veelvuldig door de ouders als verweer ingebracht. Meestal besloot de commissie om eerst een schriftelijke waarschuwing te sturen, de volgende overtreding werd doorgaans bij de inspecteur aangemeld als onwettig.
Krullen in het haar
In latere jaren wordt melding gemaakt van verzuim door een meisje uit de hoogste klas, dat op het punt stond de school te verlaten. Zij had verzuimd, omdat ze naar de kapper moest om krullen te laten zetten. De vader bracht als verweer, dat hij vond, dat ze best een halve dag kon verzuimen. Ze deed op school de laatste dagen toch niets anders dan boeken kaften. Het verzuim werd wel als onwettig aangemerkt.
Presentiegeld
De commissie richtte enkele jaren na haar installatie, het verzoek tot de gemeenteraad om de commissieleden presentiegeld voor het bezoeken van de commissievergaderingen toe te kennen. Het daarop aangeboden bedrag was naar de mening van de commissieleden niet hoog genoeg en de secretaris kreeg de opdracht om burgemeester en wethouders te berichten dat niet akkoord kon worden gegaan met dit bedrag. De commissie wilde 50 cent, per persoon, per bezochte vergadering en zo niet, dan zou de gehele commissie haar ontslag aanbieden. Want zo schreef de secretaris, "… men had de bittere ervaring opgedaan dat het echt geen erebaantje was. Want door de trage wetsuitvoering werd ze deels tot spot van hen tot wie ze haar arbeid richtte". Het gebeurde namelijk heel vaak dat de opgeroepen ouders niet naar de zitting van de commissie kwamen en het waren ook nog vaak dezelfde gezinnen waarvan de kinderen verzuimden.
De commissie kreeg van B. en W. een brief terug, dat de raad zijn besluit handhaafde en niet akkoord ging met het hogere presentiegeld van 50 cent per persoon, per vergadering. De commissieleden zullen het waarschijnlijk toch nog wel een erebaantje gevonden hebben, want ze boden hun ontslag niet aan.
Heel vaak waren de vergaderingen zeer kort. Dit blijkt uit de volgende notulen uit 1906:
"Te 6 uur wordt de voltallige vergadering door de voorzitter geopend en worden de notulen na voorlezing vastgesteld. Opgeroepen voor deze vergadering zijn Jans Kuik en Roelofje Rijkeboer. Daar ze niet verschijnen wordt hun een schriftelijke waarschuwing toegezonden, waarna de voorzitter na rondvraag de vergadering sluit".
Verzuimsmoezen
De verzuimsmoezen van de ouders waren heel vaak dezelfde: " …zoon of dochter was niet helemaal gezond", of "…het was zulk slecht weer", of "…de dochter moest op de kleine kinderen passen als de ouders naar het land waren", of "'…ik meende dat mijn dochter elke maand wel een dag thuis mocht blijven". Een snipperdag dus. Of: "…mijn dochter moest met mij mee naar de markt in Ruinen, om een kalf aan te jagen".
Uit bovenstaande blijkt duidelijk dat kinderen in gezin en bedrijf volop meehielpen en soms node gemist konden worden. De tijden waren hard en geld was er niet.
Van 1955 tot de opheffing van de commissie in 1968 zijn er geen notulen. Mogelijk zijn ze niet gemaakt, of er kwamen geen zaken meer voor de commissie. In ieder geval is het notulenboek waarin de vergaderingen tot 1955 beschreven staan, lang niet vol. Wel is er een brief, dat de commissie op 31 december 1968 werd opgeheven in verband met de invoering van de nieuwe leerplichtwet. De commissie bestond toen nog uit de heren M. Deen en R. Vriesema (beiden schoolhoofd) en de heren G.A. Dekker, D. Klaver, A. Krabbe Dzn., H. Schoonvelde en T. Steenbergen.
Vanaf die tijd was er voor een Commissie tot Wering van Schoolverzuim geen taak meer weggelegd.
Bron: Notulenboeken Commissie tot Wering van Schoolverzuim.