Manufacturenhandel Lubberink
Tijdens de opruiming, ook wel lappendagen genoemd, kon het Veenhovenplein qua kleur wedijveren met een bloemencorso. De gehaakte, kleurrijke jasbeschermers van de fietsen van Staphorsters gaven het plein een heel speciale aanblik. De Staphorsters, en zij niet alleen, kwamen midden vorige eeuw in groten getale af op de manufacturenwinkel van Lubberink als er opruiming was en er koopjes waren te halen.
Het pand aan het Burgemeester Veenhovenplein, dat nu bestaat uit appartementen, is jarenlang een manufacturenwinkel annex woningstoffering van de familie Lubberink geweest.
De handel in manufacturen werd al uitgeoefend door Arend Lubberink (1844-1892) die gehuwd was met Jentje Haar (1850-1926). Confectiekleding zal in die tijd niet aan de orde zijn geweest, dus je mag gevoeglijk aannemen dat de handel voornamelijk uit lappen stof en benodigdheden voor brei- en naaiwerk bestond.
Jan Lubberink
Als enige zoon van Arend en Jentje was Jan (1877-1957) voorbestemd om de zaak van zijn ouders over te nemen. Zijn zuster Annigje wilde echter ook in het vak verder. Jan nam toen het textielgedeelte voor zijn rekening en Annigje handelde in kleingoed zoals garen, band en knopen. Zo waren er aan het Veenhovenplein twee winkels in de textielbranche, een met textiel in het pand dat nu uit appartementen bestaat, en een met garen en band in het pand met huisnummer 3. Annigje bleef ongehuwd en heeft heel haar leven aan het Veenhovenplein doorgebracht.
Jan had het handelaarsbloed van zijn vader geërfd. Hij laadde zijn handel op de fiets en trok "de boer op" om zijn waar af te zetten.
Hij was gehuwd met Geesje Inberg (1879-1939), die afkomstig van Hesselingen, om precies te zijn van "De Garste" een gebied ten zuidwesten van de Koedijkslanden in Meppel, waar nu de Gersteweg is.
Geesje bediende tijdens de afwezigheid van Jan de klanten in de winkel en bestierde de huishouding. In 1905 werd zoon Arend geboren, hij zou nog gezelschap krijgen van 5 broers en 3 zussen. Verdriet bleef Jan en Geesje niet bespaard. Ze moesten al vroeg afscheid nemen van zoontje Roelof, die niet ouder is geworden dan 3 maanden.
Als oudste zoon lag het voor de hand dat Arend de zaak van zijn vader over zou nemen. Zijn broers Geert, Willem en Jan hadden meer belangstelling voor een boerenbedrijf en zijn broer Pouwel voelde zich meer aangetrokken tot de techniek; hij ging naar Greve in Meppel, waar hij zich de vaardigheid van automonteur eigen maakte.
In de familie waren genoeg agrariërs om de jongens van Jan en Geesje onderdak te bieden en ze de fijne kneepjes van het boerenbedrijf bij te brengen. Zo kon Geert bij oom Hendrik Inberg op de Garste terecht; Jan ging naar Aaltje, een zus van zijn vader die getrouwd was met Lucas Lubberink en die een boerderij had op de Lankhorst; Willem ging naar oom Pouwel Inberg aan de Postweg in de Wijk. Van de dochters werkte Leida in de winkel van broer Arend en daarnaast nog als winkelbediende in de winkel van banketbakker Amoureus in Meppel. Jentje werd verpleegster en Roelie koos eveneens een verzorgend beroep. Jan Lubberink sr. was begenadigd met een goede zangstem en zong gedurende lange tijd in het kerkkoor; de meeste van zijn kinderen waren eveneens goede zangers en zangeressen. Zoon Jan was ongetwijfeld de meest getalenteerde zanger in het gezin.
Wisseling van de wacht
In 1931 trouwde Arend met Femmigje (Fem) Wittink (1905-2000). Besloten werd dat Arend en Fem in de zaak zouden trekken en dat Jan en Geesje met hun gezin een ander onderkomen zouden zoeken. Zo kwamen Jan en Geesje terecht aan Dorpsstraat 5, op de hoek van de Wiltenweg. Het huis had toebehoord aan Koob Hoveman en Annigje Coster en was door hen aan de gemeente nagelaten. Jan legde zich toe op de handel in antiek en richtte een deel van het huis daarvoor in. In het achterhuis van Dorpsstraat 5 had zoon Jan een boerenbedrijf.
Het woongedeelte van het pand Veenhovenplein 2a, waar Arend en Fem introkken, bevond zich aan de kant van de Prof. Blinkweg. De winkel lag aan het Veenhovenplein (nr. 3) en had toen nog een bescheiden omvang. Toen Annigje in 1949 op 70-jarige overleed, kwamen haar woonruimte en winkeltje vrij. Arend en Fem besloten daar te gaan wonen en Veenhovenplein 2a geheel als bedrijfsruimte in te richten.
Het assortiment bestond toen nog niet uit confectiekleding. Het was wel mogelijk om kleding op maat te laten maken. Arend had een aantal naaisters in dienst die elk gewenst kledingstuk op maat in elkaar zetten. Zo zaten boven de winkel Jentje Dozeman en Roelie Tiemens lappen stof tot kledingstukken te verwerken.
Kocht je bij Lubberink stof voor een herenkostuum, dan kon dat door Arie Huizing op maat worden gemaakt. Arie Huizing was kleermaker in vaste dienst bij Arend en woonde aan de Prof. Blinkweg 11. Inmiddels was ook een voorzichtig begin gemaakt met woningstoffering; gordijnstoffen op de gewenste maat naaien was de afdeling waar Fem zich mee bezig hield.
Zoals vader Jan Lubberink ook al gewend was om met textiel de boer op te gaan, deed zoon Arend dat nu.
Woningstoffering
Arend had voor de ondersteuning in de woningstoffering Albert van de Belt in dienst genomen. Albert raakte niet alleen bedreven in het stofferingsvak maar ging later, toen hij het rijbewijs had, ook met een auto bij klanten langs om manufacturen en alles wat daar zo'n beetje mee samenhing aan de man te brengen. Ook vloer- en tafelkleden maakten deel uit van de handelswaar. Hij kreeg daar later Bertus Wiechers, afkomstig uit Koekange, als collega bij.
Albert en Bertus hadden ieder hun eigen klantenbestand. Albert had de klanten in IJhorst en Staphorst, Bertus in Koekange en omstreken.
Woningstoffering hield o.a. in dat kokosmatten, die aangeleverd werden in een breedte van ruim 1 m, moesten worden voorzien van band aan de afgesneden kanten om uitrafelen tegen te gaan. Dit harde materiaal liet zich moeilijk bewerken en het omboren, zoals dit werd genoemd, was een naar werkje waarbij je de nodige kracht op de naald moest uitoefenen.
Veel mensen namen in het midden van de vorige eeuw afscheid van de zogeheten schudbedden Dit waren grote zakken van tijk, gevuld met veren en veelal gebruikt in bedsteden.
Er werd op grote schaal overgestapt op matrassen. Deze matrassen bestonden veelal uit hoezen met 3 ruimten, die gevuld konden worden met kapok of veren. Vaak leverden de klanten hun oude schudbedden in om met de veren ervan de matrassen te laten vullen. Dat vullen van matrashoezen met kapok of veren was geen plezierig werkje; het lichte materiaal dwarrelde hinderlijk door de lucht. Later werd dit werk uitbesteed aan de heer Esselbrugge, die in de Catharinastraat in Meppel woonde. Deze man trok tijdens het vullen van de matrassen een nylonkous over het hoofd om geen hinder van de matrasvulling te hebben. De aanblik van de man die werkte met zijn hoofd in een nylonkous moet vermakelijk zijn geweest.
Winkel
Arend en Fem werden in 1931 verblijd met de geboorte van Geesje. Zij zou enig kind blijven. Geesje voelde zich erg aangetrokken tot het textielvak. Na met vrucht de HBS-b in Meppel te hebben doorlopen, haalde ze de nodige textielbrevetten en ging haar ouders in het bedrijf helpen. Met haar vlotte babbel en gevoel voor humor ging de omgang met klanten haar gemakkelijk af. Weldra was ze de spin in het web wat de winkel betrof. De zaken gingen goed, dat betekende ook dat Geesje assistentie in de winkel moest hebben. Het voert te ver om een complete lijst met namen te geven van mensen die door de jaren heen in de winkel hebben gewerkt of Fem hebben geholpen met het naaiwerk. Een willekeurige greep in de lijst levert de volgende namen op: Geesje Lubberink, een dochter van Geert, Harmke Boverhof, Alie Wittink, Jantje Stoffer, Aaltje Kok, Jenny Mennink en Alie Loef-Holterman.
Geesje had inmiddels kennis gekregen aan Koop Eleveld en stond voor de keus om haar toekomstige echtgenoot te volgen of samen met Koop de winkel verder uit te baten.
Nijensleek
Roelof Eleveld (1896-1970) en Johanna Cornelia Beenen (1903-1974) hadden in Nijensleek een boerenbedrijf, een zogeheten gemengd bedrijf. Roelof had een passie voor de stamboekvarkensfokkerij. Menig keer vielen de krulstaarten die opgegroeid waren op de boerderij van Roelof, bij veetentoonstellingen in de prijzen.
Zoals meestal bij een boerenbedrijf was vrije tijd er niet bij, om van een vrije dag maar niet te spreken. Toch ging de buurtschap in Nijensleek zo af en toe een dagje uit. Zo zou men op een keer met de bus naar Valkenburg en Maastricht gaan. Roelof stond 's morgens al om half drie op om het vee te verzorgen en de koeien te melken. Toen dat gebeurd was, stapte men in de bus om, toen nog via secundaire wegen, naar het Limburgse Heuvelland te rijden. 's Avonds laat kwam het gezelschap weer thuis, het vee was door een hulp verzorgd. Toen Roelof en Johanna doodmoe in hun stoelen ploften, zei Johanna tegen Roelof: "Het was een mooie reis, maar ik heb wel een week nodig om weer bij te komen van de vermoeienissen".
Koop Eleveld aanschouwde in 1928 in Nijensleek het levenslicht. Koop leek als enige zoon voorbestemd om zijn vader als boer op te volgen. Na de M.U.L.O. in Steenwijk te hebben afgemaakt, ging hij naar de Landbouwwinterschool om zich te bekwamen in het boerenvak.
Koop behoorde tot de laatste lichting van dienstplichtige militairen die naar toenmalig Nederlands-Indië moest. Hij werd echter vanwege onmisbaarheid op het bedrijf van zijn vader vrijgesteld van uitzending. Koop zag het agrarische leven wel zitten maar dan meer toegespitst op de zuivel. Hij werkte op de zuivelfabriek in Tuk om zich voor te bereiden op de Zuivelschool in Bolsward. Het zou echter anders lopen.
Toen Koop kennis kreeg aan Geesje diende zich een nieuwe fase in zijn leven aan, er werd besloten om samen verder te gaan in de textielbranche. Koop kreeg te maken met een heel andere materie en besloot de nodige textielbrevetten te halen om voldoende vakkennis op te doen.
Toen Koop en Geesje in 1957 elkaar het ja-woord hadden gegeven voor de ambtenaar van de burgerlijke stand, gingen ze wonen aan de Prof. Blinkweg 11. Hier werden hun kinderen Roel en Femmy geboren; Adri kwam ter wereld toen Koop en Geesje later aan het Veenhovenplein woonden.
Grote verbouwing
In het begin van de jaren 60 kocht Arend het pand dat direct achter het zijne lag en destijds Prof. Blinkweg 1 en 3 was. Dit pand, waar ooit vier gezinnen in hadden gewoond en ingeklemd lag tussen de Dorpsstraat en de Prof. Blinkweg, werd afgebroken. Dit leverde een mooie bouwplaats op. Aan de kant van de Prof. Blinkweg werd de grond benut om de winkel fors uit te breiden; aan de kant van de Dorpsstraat werd een woonhuis gebouwd waar Arend en Fem gingen wonen. Voor Koop en Geesje kwam toen de woonruimte aan het Veenhovenplein 3 vrij, zodat ze aan de zaak konden gaan wonen. Arend kocht en passant nog de boerderij waar Roelof Kremer had gewoond. Die boerderij staat op de lijst van Monumenten en is nu in gebruik bij meubelhandel De Binnenhof. Het achterhuis van deze boerderij benutten Koop en Geesje als opslag voor tapijt en andere vloerbedekkingen, zoals linoleum.
Toen Albert van de Belt afscheid had genomen als werknemer, kwam Bertus Kranghand uit Zuidwolde in zijn plaats.
Verandering
De zaken in zowel de manufacturen als de woningstoffering liepen voorspoedig, maar eind jaren 60 begon zich een rimpeling in het privéleven van het gezin Eleveld af te tekenen. De gezondheid van Geesje baarde grote zorgen. Veelvuldig bezoek aan ziekenhuizen en afnemende lichamelijke krachten maakten het voor haar steeds moeilijker om de rol van drijvende kracht in de winkel te blijven vervullen. In 1975 moest ze haar strijd staken. Koop bleef met 3 opgroeiende kinderen achter. Hij kon in de moeilijke periode na het overlijden van zijn vrouw gelukkig veelvuldig gebruik maken van de hulp van zijn enige zus, Nel Brunink-Eleveld, die ook in de Wijk woont.
In de winkel werd de hulp van Annie Koster-Gortemaker ingeroepen, zij was niet alleen zeer bedreven in het naaien van o.a. gordijnen, maar bood ook hulp bij de inkoop.
Arend en Fem vonden het in 1976 tijd om wat rustiger aan te doen en verhuisden naar Wiltenweg 11. Het huis aan Dorpsstraat 8 werd verhuurd. Roelie Hendriks heeft daar lange tijd gewoond.
Op zeker moment kreeg Koop kennis aan Anneke Westerveen. Toen zij besloten hadden om samen verder te gaan, werd het voor Koop een stuk makkelijker, maar Anneke kreeg nu de zorg voor een groot gezin. Niet alleen haar kinderen Teun en Sandra eisten haar aandacht op, maar ook de kinderen van Koop. Daarnaast was er voor haar nog het nodige in de winkel te doen.
Na een tijd waarin zijn krachten steeds verder afnamen, stierf Arend in 1987. Koop begon er in het begin van de jaren 90 over te denken om te stoppen met de manufacturenhandel en woningstoffering. De kinderen van Koop voelden er niets voor om de zaak voort te zetten en in 1993 werd alles verkocht. Een marktkoopman uit de buurt van Steenwijk ontfermde zich over de winkelgoederen en het onroerend goed, behalve Veenhovenplein 3. Dat werd verkocht aan de Gemeente de Wijk. Tijdens de afbraak van de panden konden Koop en Anneke aan het Veenhovenplein 3 blijven wonen. Toen Fem in 1995 naar Verzorgingshuis Dunninghe verhuisde, betrokken Koop en Anneke het huis aan de Wiltenweg dat Fem achterliet. Daar wonen zij nu nog.
Aan het Veenhovenplein herinnert niets meer aan de manufacturenhandel en woningstoffering van Lubberink. In het huis waar ooit Annigje woonde en haar garen- en bandwinkel had, is nu het makelaarskantoor van Slot-Poortman, Stapel & Co gevestigd. Het huis dat Arend heeft laten bouwen aan Dorpsstraat 8 is afgebroken en het pand waar eens de winkel van Arend was, is helemaal afgebroken en in min of meer dezelfde stijl weer opgebouwd. Het is opgedeeld in appartementen.
Met dank aan: Trijn Lubberink-Venema, Anneke Westerveen en Koop Eleveld.