De Wijker molen
De molen is afkomstig uit de Staphorster Leijen, waar deze in 1764 werd gebouwd. In 1829 werd de molen publiek verkocht door de familie Mulder. Koper was Jacob Schiphorst Haalweide. Deze had toestemming gekregen van de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken om de molen te herbouwen aan de brink te de Wijk. Oorspronkelijk was het een beltmolen maar hij liet hem herbouwen als stellingmolen. Over het vervoer van de gebinten van de afgebroken molen van Staphorst naar de Wijk gaat het verhaal, dat de scherpe bocht voor café "Het Vergulde Ros" te Halfweg, voor veel problemen heeft gezorgd. Vooral de ±20 meter lange wieken maakten het nemen van de bocht erg lastig.
De molen is omstreeks 1926 door de Coöperatieve Landbouwbank te Meppel gekocht van de familie Evers, die in het huis van familie van Goor (hoek Molenstraat - Dorpsstraat) woonde. De heer Evers kwam na de verkoop in dienst van de Coöperatie. Na zijn dood in 1930 kwam Geert Strick als filiaalhouder op de molen.
In de loop der jaren zijn er diverse personen op de molen werkzaam geweest. Vooral de namen Tinus Haandrikman, Koop Moerman en Bertus Weemink, zullen veel mensen bekend in de oren klinken. Naar verluidt werd de molen in het begin gebruikt voor het malen van eikenschors, dat gebruikt werd in de leerlooierijen. De houten aanbouw die nu nog aan de brinkzijde van de molen te zien is, liep eerst helemaal rondom. Op oude foto's van de molen is dit nog te zien.
Achter de molen stond toen een muziekkoepel. Voor de bouw van een pakhuis werd het achterste gedeelte van de schuren afgebroken en de muziekkoepel werd verplaatst naar de brink voor de molen.
In de molen lagen op de maalzolder twee koppels stenen die door de wieken werden aangedreven. Na de bouw van het pakhuis kwamen op de begane grond ook twee koppels stenen te liggen. Deze stenen werden aangedreven door een dieselmotor, die later werd vervangen door een elektromotor. Na de oorlog zijn de stenen vervangen door een "hamermolen". Hierin werd het graan door stalen hamertjes stuk geslagen.
Oorlogsjaren
In de oorlogsjaren is de windmolen intensief gebruikt, vooral ten tijde van de stroomschaarste. Tegen het einde van de oorlog, toen de stroomvoorziening nagenoeg helemaal wegviel, werd de windkracht ook gebruikt voor het opladen van autoaccu's, die in woningen voor verlichting werden gebruikt. Door Albert Vosseberg was een constructie bedacht die het mogelijk maakte dynamo's door de wieken aan te drijven. Voor 25 cent kon men de accu laten opladen ('s morgens brengen, 's middags halen).
Wieken
In het begin van de jaren '40 werden de wieken van de molen gestroomlijnd
volgens het systeem Dekker. Dit systeem hield in, dat een gedeelte van de wieken werd bekleed met aluminium platen en zo gevormd werden dat ze het aanzicht van een vliegtuigvleugel kregen. Hierdoor werd de windkracht optimaal benut. Deze beplating werd met aluminiumverf bestreken en dat leverde op zonnige dagen een prachtig schouwspel op. Later moesten de wieken op bevel van de bezetters donker geverfd worden omdat de Duitsers vermoedden dat de geallieerde luchtmacht de in de zon glinsterende wieken als baken gebruikten. De molen werd ook gebruikt als uitkijkpost. De bezetters hadden dag en nacht een schildwacht op de stelling van de molen staan, die alle vliegbewegingen moest doorgeven. Voor dit doel was een speciale telefoonlijn aangelegd. Waarschijnlijk heeft ook de Luchtbescherming voor en in het begin van de oorlog hier een post gehad. Om de aflossing op de molen te vergemakkelijken was er op de brink aan de schoolkant een houten ladder naar de stelling gemaakt.
Na de bevrijding werden het pakhuis en de paardenstal tijdelijk als 'gevangenis' voor foute landgenoten gebruikt. De mannen op de graanzolder en de vrouwen in de stal.
Aan- en afvoer
De aanvoer van veevoeder en kunstmest geschiedde eerst per auto maar tijdens de oorlog, toen de benzine schaars werd, ging men over op paard en wagen. Geert van 't Zand heeft met zijn paard menig ritje naar Meppel gemaakt. Soms zelfs twee keer op een dag. Ook de boeren kwamen zelf vaak met paard en wagen naar de molen om graan te laten malen of veevoer en kunstmest te halen. Er waren regelmatig dagen dat er rijen wagens rond de brink op hun beurt stonden te wachten. Toen kwam het ook regelmatig voor dat paard en wagen (of restanten van de wagen) bij de molen aankwamen zonder begeleider. Het paard was dan op hol geslagen en wist in zijn eentje de weg naar de molen ook wel te vinden. Ook de paardenstal werd toen vaak gebruikt omdat de boeren hun ritje naar de Wijk ook voor andere zaken gebruikten.
Gezellig
Na de oorlog werd het vervoer langzamerhand weer overgenomen door de auto en de boeren kwamen zelf minder vaak naar de molen. Heden ten dage wordt er bijna alleen maar met bulkvoer gewerkt. Vooral in de tijden dat de boeren zelf naar de molen kwamen was het een gezellige boel, vooral in het knusse kantoortje. De laatste nieuwtjes werden uitgewisseld en nieuwe dingen besproken. Voor sommige mensen was de wekelijkse gang naar de molen een uitje, een speciaal gebeuren In de loop der jaren zijn achter de molen nog een tweetal loodsen gebouwd. Omdat de bestellingen of telefonisch of via de vertegenwoordiger werden doorgegeven kwamen er steeds minder mensen zelf naar de molen.
Nieuwe glorie
In 1962 is de molen stilgezet en heeft tot de restauratie niet meer gedraaid. Door de stilstand raakte deze steeds meer in verval. In 1980 is de molen geheel gerestaureerd, deze werd o.a. voorzien van een nieuwe kap, wieken en stelling. Daarna wordt de molen weer regelmatig gebruikt. In 1996 is de molen overgedragen aan de plaatselijke molenstichting. De huidige molenaar Erwin de Jonge heeft al heel wat vrije uren in 'zijn' molen doorgebracht. Nog steeds accentueert en beheerst de molen het dorpsbeeld van de Wijk.