't Olde Karspel - periodiek van de Historische Vereniging De Wijk - Koekange

Van scheerkeet tot kapsalon, van de familie Stoffer

door Aaltienus Buiter

Daar waar nu kapsalon "Anneke" is aan de Dorpsstraat nr. 63, woonde vanaf 1890 de familie Stoffer. In latere jaren had deze familie naast een klein boerenbedrijfje verschillende bedrijfjes in dit pand gevestigd zoals kruidenierswinkeltje, kapperszaak, darmenhandel en veevoederbedrijf. Het was allemaal, zoals gebruikelijk in die dagen, kleinschalig van opzet. Maar het werd wel opgepakt.


Pieter Stoffer
Het was in 1890 dat Pieter Stoffer (1844-1938) deze woning, waarin tot toen ook een smederij gevestigd was, kocht voor ƒ 1800,-. Het was een woning met 0.21.40 ha grond.
Pieter was gehuwd met Jantje Molderink (1850-1941). Zij was afkomstig uit Nijeveen. Het echtpaar woonde voordien in een oud huisje aan de Koekanger Wijk. Ze hadden 3 kinderen, dochter Hilligje (1877-1942) en 2 zoons, Gerrit (1891-1964) en Arend (1895-1961).
Pieter had een klein boerderijtje en daarnaast werkte hij bij het spoor. Aan de aanleg van de spoorlijn Meppel-Groningen heeft hij ook meegewerkt. Pieter en Jantje zijn beiden zeer oud geworden: hij 94 en zij 91 jaar. Het echtpaar is bijna 62 jaar getrouwd geweest. Vooral in die tijd was dat erg lang. Pieter was, toen hij overleed, de oudste ingezetene van de gemeente de Wijk.
De Meppeler Courant heeft hij door zijn hoge leeftijd en lange huwelijk verschillende keren gehaald. Toen hij 90 jaar werd en een correspondent van de "Meppeler" hem had bezocht, schreef deze later: "Het was snerpend koud (11 febr.), maar zonder bedenken stapte Pieter mee naar buiten voor een foto, omdat hij een hekel had aan de "bliksemlamp" en liever op een daglichtfoto wilde".
Pieter heeft tot op hoge leeftijd zijn boerenbedrijfje, bestaande uit een 4-tal melkkoeien en een bijenstal, voortgezet. "Toen hij het werk zelf niet goed meer aankon, kwam er een knecht," vertelde zijn kleindochter Grietje Kok-Stoffer.
Deze knecht was inwonend en sliep, zoals toen gebruikelijk was, op de hilde. Hij werd "Staphorster Koopie" genoemd. Als kind vond ze hem een treiteraar. Als zij een schoon jurkje aanhad, gebeurde het soms dat Koopie zogenaamd per ongeluk tabakssap over haar jurk spuugde.
De kinderen van Pieter en Jantje zijn ieder voor zich met een bedrijf begonnen.

Hilligje Stoffer
Hilligje is altijd ongetrouwd gebleven. Zij begon bij haar ouders thuis met een winkeltje in levensmiddelen e.d. Ze verkocht ook petroleum en darmen. In de hoek van het winkeltje stond een groot petroleumvat met pomp. Petroleum werd in die tijd erg veel gebruikt. Je was het nodig om de kachel aan te maken, om te koken op petroleumstellen en op plaatsen waar nog geen elektrisch licht was, voor de lamp.
De darmen verkocht ze vooral in het najaar als er geslacht werd bij de mensen. Het was gebruikelijk om de darmen van een varken na het slachten en nadat ze waren schoongemaakt, te gebruiken voor het maken van worst. Als de mensen geen zin hadden in het schoonmaken van de darmen of als ze meer worst wilden maken en niet genoeg darmen hadden, dan konden ze darmen bij Hilligje kopen.

Arend Stoffer
Arend Stoffer was getrouwd met Margje van Dijk (1893-1965). Dit echtpaar had zelf geen kinderen, later wel een pleegkind.
Arend is een handeltje in veevoer begonnen. Daarvoor gebruikte hij schuren op het erf van zijn vader Pieter. Arend en Margje hebben gewoond aan de Prinsesseweg, nu nr. 42 en aan de Eggeweg, nu nr. 32. Na het overlijden van de ouders gingen ze inwonen bij zuster Hilligje en hielpen haar met het winkeltje. Hilligje was toen al wat ziekelijk. Ze had maagkanker.
Na het overlijden van Hilligje zijn ze gestopt met de winkel. Maar de darmenhandel werd nog wel voortgezet. Als Arend voor zijn veevoederhandel de boer op was, dan moest Margje de klanten helpen die voor darmen kwamen. Nu had Margje het gebrek dat ze niet kon rekenen. Arend had daarom voor haar een lijstje gemaakt met de prijzen, bijv. 1 meter darm 4 cent, 2 meter 8 cent 3 meter 12 cent enz. Zo kon Margje zich toch redden. Arend en Margje waren na het overlijden van de ouders en zus Hilligje niet de enigen die in dit pand woonden. Broer Gerrit woonde met zijn gezin al vanaf zijn trouwen in de andere helft van de woning en oefende daar het beroep van barbier uit.

Gerrit Stoffer
Gerrit was getrouwd met Margje Boschman uit Zuidwolde (1902-1983). Zij hadden 3 kinderen: Pieter (1922-1982), Grietje (geb. 1923) en Jan Hendrik (1926-1988).
Toen Gerrit uit militaire dienst kwam, moest hij ook een beroep kiezen en hij besloot om barbier te worden. In een schuur bij zijn vader was nog wel een plek om te beginnen. Later werd in de woning een plek ingeruimd voor deze activiteiten.
In het begin bestond het barbiersvak hoofdzakelijk uit scheren. Later kwam daar meer en meer het haarknippen bij. Het was ook mogelijk om bij Gerrit op abonnement te scheren. Dochter Grietje wist niet precies meer de prijzen hiervoor, maar ze meende dat het tarief voor 1 keer per week scheren ƒ 8,- per half jaar was. Twee keer per week ƒ16,-. Bij het betalen van een abonnement was er steevast een sigaar en een borrel voor de klant.

Gezelligheid
Veel klanten kwamen niet alleen naar de "scheerkeet" zoals ze toen zeiden, voor het scheren of het haar knippen, maar ook voor de gezelligheid en om een praatje te maken en nieuwtjes uit te wisselen. Ze bleven na hun scheer- of knipbeurt vaak nog wel even zitten. Zo had een nieuwe binnenkomer er doorgaans geen idee van hoeveel klanten er nog voor hem waren. Maar de meesten deerde dat niet, ze bleven graag even praten.
Er werd natuurlijk ook veel geroddeld en over andere mensen gesproken. Zo gebeurde het eens dat Gerrit een klant aan het scheren was die een heel verhaal vertelde over een dorpsgenoot. Nu wilde het geval dat die dorpsgenoot ook op de bank zat te wachten op zijn beurt. De persoon in de scheerstoel had dit niet in de gaten en Gerrit, die dat wel zag, zei natuurlijk niet te veel. De man in de scheerstoel beëindigde zijn verhaal met de opmerking: "Het is ook zo'n penthond". Toen hij klaar was, zei Gerrit: "Wie is er nu aan de beurt?" Waarop de besproken persoon ging staan en zei: "De penthond". Wat hij met dat woord bedoelde, is mij niet duidelijk en ook is niet bekend hoe het verder is gegaan.

Eerste cafetaria?
In de dertiger jaren van de vorige eeuw bestond er nog geen winkelsluitingswet. De winkels bleven ook 's avonds open, net zolang als er klanten kwamen. Ook op zaterdag was dat het geval. In de "scheerkeet" was dat niet anders. De jeugd die op zaterdagavond "bij pad" was, groepte vaak samen bij Gerrit Stoffer. Sommigen om zich nog te laten scheren of knippen, anderen enkel voor een praatje en voor de gezelligheid. Wat begon als een grap, werd later regel op zaterdagavond. Margje had de soep voor de zondag al gekookt en de jongens in de "keet" boden tegen elkaar op voor een bord soep, tot de pan leeg was. Nadien rekende Margje erop dat ze voor de zaterdagavond meer soep kookte, die ze dan aan de jeugd verkocht voor 25 cent per bord. Later kwamen er ook zure haringen bij á 10 cent per stuk, weet Grietje zich nog te herinneren. De eerste cafetaria in Koekange was een feit.
Zoon Jan Hendrik voelde ook voor het kappersvak maar in tegenstelling tot zijn vader, die zo zonder diploma kon beginnen, moest Jan wel eerst de nodige diploma's behalen.

Jan Hendrik Stoffer
Jan Stoffer (1926-1988) wilde dus kapper worden. Zoals gezegd kon dat niet meer zonder de benodigde papieren. Jan ging dus naar de kappersvakschool. Wie mocht denken dat dit maar een eenvoudige opleiding is, komt bedrogen uit. Uit de vakkenlijst van Jan uit de jaren 1948/1949 blijkt dat hij op de vakschool maar liefst in 25 vakken les had. In de praktische vakken was dat onder andere: kaalknippen, op de vingers knippen, effileren, shamponeren, frictioneren en nog 10 andere vakken. In de theoretische vakken werden menskunde, scheikunde, elektriciteit, warenkennis, haarverven en nog 5 andere vakken onderwezen. Toen Jan voldoende kennis en diploma's had vergaard, kwam hij als gezel bij zijn vader in de zaak. Dat bleef zo tot 1956. Toen werden de rollen omgedraaid. Jan nam de zaak over en zijn vader kwam bij hem te werken. Jan was inmiddels getrouwd met Maria Magdalena Morsink (1932-1999) en zij betrokken de woning achter de kapperszaak. Jan en Lenie kregen 2 zoons, Gert (1955) en Alfred (1957)
Gerrit en Margje verhuisden naar de Stapel waar ze enkele jaren hebben gewoond, om daarna naar Koekange terug te keren en daar hun intrek te nemen in een bejaardenwoning aan de Mr. J. de Blieckweg. Hier overleed Gerrit in 1964. Zijn vrouw Margje is daarna naar Wierden verhuisd. Ze werd daar huishoudster en is later nog weer gehuwd.

Verbouwingen
Naast het jonge gezin van Jan Stoffer woonden nog steeds oom Arend en tante Margje in hetzelfde pand. Gert vertelde dat Margje iedere week twee broden bakte. Daarvan was er een voor zijn moeder. Als een van de twee mislukte, dan was die steevast voor zijn moeder. Margje vertelde er dan ook bij dat het erg jammer was maar dat het brood voor Lenie nou net mislukt was.
Jan heeft de woning en kapperszaak enkele keren laten verbouwen. Toen Arend en Margje overleden waren, kregen ze het hele pand tot hun beschikking en kwam de kapperszaak, die gemoderniseerd werd, op de plaats waar deze nu nog is. De "scheerkeet" had definitief afgedaan. Vanaf toen was er sprake van een kapsalon. De klompen die de klanten altijd gewend waren aan te houden, moesten vanaf toen bij de voordeur blijven staan.
Gert kan zich herinneren dat ze tijdens die laatste verbouwing nog een tijdje hebben geslapen in het achter hun huis staande gereformeerde jeugdgebouw.
Jan begon ook met het op afspraak knippen van de klanten. 's Ochtends op afspraak, 's middags op de beurt wachten. Dit riep eerst nog wel wat weerstand op bij de klanten die zelf wilden bepalen op welk tijdstip ze naar de kapper gingen. Toen iedereen eraan gewend was, beviel het op afspraak knippen alle partijen beter.

Reclamebord
Het reclamebord dat in de zaak hing met de leus "Wie scheert met verstand, zeept in met De Vergulde Hand", begon steeds meer haar bestaansrecht te verliezen. Het was immers nog maar een enkele klant die zich op zaterdag liet scheren. De familie Paasman en Klaas Poeste waren de laatste scheerklanten. Daarna was het alleen nog kapsalon.
Jan was een verwoed roker. Ook tijdens zijn werk kon hij het roken niet laten en stond hij welgemoed met sigaar of sigaret in de mond zijn klanten te knippen.
Hij hield van gezelligheid en spelletjes. Zo heeft hij nog enige tijd spelavonden verzorgd voor verenigingen en buurten.

Kapsalon "Anneke"
Toen Jan in 1988 ziek werd en kwam te overlijden, had hij geen opvolger; de beide zoons voelden niet voor het kappersvak. Gert vertelde dat hij in zijn jeugdjaren wel eens moest helpen in de zaak met wat voorknippen en inzepen. Maar het was niets voor hem.
Anneke Krale was tijdens de ziekte van Jan als leerling- kapster bij hem in de zaak. Zij heeft de kapsalon en woning overgenomen en voortgezet onder de naam Kapsalon "Anneke". Het is nu zowel een dames- als een herenkapsalon.

Bron: boerderijenboek Koekange
Met dank aan: mevr. Grietje Kok- Stoffer en Gert Stoffer



*****