Het orgel in de N.H. kerk van IJhorst-de Wijk en zijn bespelers
Het kerkorgel wordt wel de koning der instrumenten genoemd, dit vanwege zijn vele muzikale mogelijkheden.
De praktijk is echter dat de gemiddelde kerkganger geen idee heeft van het instrument dat hem of haar tijdens de wekelijkse gemeentezang begeleidt. In de meeste gevallen, ook in IJhorst, zit men met de rug naar het orgel toe, zodat men van de verrichtingen van de organist weinig tot niets ziet.
Door middel van dit artikel wil ik proberen u wat inzicht te geven in het voor de kerk zo belangrijke instrument: Het Orgel.
Het eerste orgel
De kerk van IJhorst-De Wijk heeft pas in 1903 de beschikking gekregen over een eigen orgel.
Tot dat jaar werd de gemeentezang in de kerk voorgezongen en begeleid door een voorzanger.
De laatste voorzanger, A. Hakkert, was tevens koster en had dus een zware en verantwoordelijke taak in de kerk. In 1901 besloot de kerkvoogdij dan ook om aan hem een gratificatie te verlenen van 10 gulden, wegens 25 jaar trouwe dienst.
Rond deze tijd bleek er al de behoefte aanwezig te zijn om de beschikking te krijgen over een echt pijporgel om de gemeentezang te ondersteunen en te begeleiden.
Vanuit de kerkvoogdij werd er een inzamelingsactie georganiseerd, maar ook in die tijd bleek dat er onvoldoende geldmiddelen uit de gemeenschap beschikbaar kwamen. Waarschijnlijk hebben daarom een tweetal vermogende notabelen besloten om bij te springen. In de notulen van een kerkvoogdijvergadering van 1903 wordt namelijk gewag gemaakt van een aanbod dat is binnen gekomen van de heren W. Koops en R. van Kleef, dat zij genegen zijn om een nieuw orgel te schenken aan de kerk.
Vroeger gebeurde dit vrij veel. Vooral in plattelandsgemeenten en dan met name in het Groningerland waren het vooral rijke hereboeren die het aan hun stand verplicht achtten om een orgel te schenken aan de kerk.
Natuurlijk wilde de een niet voor de ander onder doen en zo ontstond er een enorme competitie; hoe voornamer (en rijker) iemand zich voelde, des te duurder en groter het orgel moest zijn dat men wilde schenken.
Dientengevolge vinden we tegenwoordig in Noord-Groningen, in vaak de kleinste gehuchten, de meest waardevolle en mooiste kerkorgels, gemaakt door beroemde orgelbouwers als Arp Snitger, Hinsch en van Oeckelen. Het orgel in de kerk van Berghuizen en dat van de grote kerk van Steenwijk zijn trouwens ook van de hand van meester-orgelmaker van Oeckelen.
In IJhorst en de Wijk waren met name de boeren wat minder rijk of misschien wat minder ijdel, zodat het nieuwe orgel voor de kerk te IJhorst niet gebouwd werd door een beroemde en dus dure orgelmaker.
De keus viel op een eenvoudige orgelmaker uit Kampen, Jan Proper. In 1903 kreeg hij opdracht tot het bouwen van een orgel.
Onder orgelkenners heeft de naam Proper niet een erg goede klank. De meeste vinden dat hij in muzikaal opzicht tekortkwam en de orgels die er nog van hem zijn, staan niet hoog genoteerd. Men moet echter niet vergeten dat de orgelmaker van die tijd afhankelijk was van zijn opdrachtgevers en als er niet veel budget beschikbaar was, moest hij soms met beperkte middelen toch proberen een goed orgel te maken. Dat hij dan wel eens gedwongen was pijpen van zink in plaats van orgelmetaal te maken, wordt dan begrijpelijk.
Het orgel in IJhorst heeft ruim 60 jaar gespeeld zonder één enkele restauratie of ingrijpende revisiebeurt te ondergaan, dus technisch zal Proper wel goed hebben geleverd. Wel was de klacht dat het orgel erg zwaar speelde.
Omstreeks 1978 heb ik er zelf eens binnenin gekeken, op verzoek van de toenmalige kerkvoogdij. Ik kon toen constateren dat het er erg degelijk en solide uitzag.
Het Properorgel in IJhorst beschikte over een bijzonder mechaniek waardoor men vooraf een bepaalde combinatie van registers kon voorprogrammeren. De organist kon zodoende met één handeling een complete registerwisseling tot stand brengen. Had hij deze mogelijkheid niet gehad, dan had hij en extra registrant tot zijn beschikking moeten hebben.
Het mechaniek was dermate uitzonderlijk dat het in 1988 - het jaar dat er een nieuw orgel in de kerk kwam - werd afgestaan aan het Nationaal Orgelmuseum in Elburg.
Einde van de voorzanger
Keren we terug naar de beginjaren van dit Properorgel. Zoals gezegd werd voordien de zang ingezet en begeleid door een voorzanger. Duidelijk is dat met de komst van het orgel diens functie op de tocht kwam te staan. En inderdaad, in 1921 nam voorzanger-koster A. Hakkert ontslag en de nieuwe koster hoefde geen voorzanger meer te zijn.
Het verschijnsel voorzanger heeft trouwens in andere vorm nog wèl voortbestaan. Toen ikzelf in de vijftiger jaren de zondagsschool in IJhorst bezocht, werden de liedjes die we moesten zingen, voorgezongen in ingezet door Stientje Been, zuster van de bekende Lucas Been en dus tante van de latere organist Roelof Been.
Veel leeftijdgenoten uit de Wijk en IJhorst zullen zich Stientje Been nog herinneren, staande voor de lessenaar onder de preekstoel.
De bespelers
De eerste organist die het orgel bespeelde, was dhr. E Westerbeek Hij deed dat tot 1909 en vroeg toen ontslag. Op de oproep van de kerkvoogdij meldden zich 3 kandidaten, allen uit de omgeving, namelijk E. v.d. Woude uit Koekange, A. Zwolle uit Oosterboer en W. v.d. Linde uit IJhorst.
Alle gegadigden moesten een keer komen voorspelen, hetgeen gebeurde tijdens een zondagse dienst. Met algemene stemmen werd toen benoemd Willem v.d. Linde, boer te IJhorst.
Het salaris bedroeg ƒ100, = per jaar Voor dit bedrag moest hij wel elke zondag spelen tijdens de dienst en soms ook nog 's middags in de zondagsschool. Daarnaast waren er ook regelmatig rouw- en trouwdiensten te begeleiden. Pas na 10 jaar trouwe dienst, in 1919, vroeg v.d. Linde om een salarisverhoging en wel van ƒ 25, = per jaar, wat door de kerkvoogdij werd gehonoreerd.
In 1929 was het salaris van de organist inmiddels opgelopen tot ƒ 200, = per jaar, maar daar komt een aantal jaren later verandering in.
In 1933 vroeg Willem v.d. Linde zelf aan de kerkvoogdij om salarisvermindering en wel met ƒ 25, = per jaar. De President kerkvoogd dankte v.d. Linde voor dit sympathieke gebaar. Het lijkt aannemelijk dat een en ander te maken had met de crisistijd. Dat mag worden opgemaakt uit het hernieuwde verzoek om salarisverlaging, opnieuw met f 25,=, dat v.d.Linde twee jaar later deed met een verwijzing naar de "tijdsomstandigheden".
In het oorlogsjaar 1943 vroeg v.d. Linde ontslag als organist ten gunste van een leerling van hem. Hoewel deze leerling nog maar 11 jaar oud was, vond v.d. Linde dat hij voldoende orgel kon spelen om als organist van de kerk aangesteld te worden. Het gaat om Roelof Been, zoon van Lucas Been, bekend als dirigent van o.a. de Kon. Muziekvereniging "Apollo" en van zangvereniging "Wijker Kunst". Prompt werd deze Roelof Been, die later directeur zou worden van de regionale muziekschool in Meppel, benoemd tot vaste organist tegen een jaarsalaris van ƒ 150, =. Tegenwoordig zou de kerk beschuldigd worden van kinderarbeid, maar daar maakte men in die dagen niet zo'n probleem van. Een dergelijk voorval zou zich in latere jaren herhalen, toen in 1972 de toen 13-jarige Rudi Kaldenberg werd benoemd.
Willem v.d. Linde kreeg in 1943 eervol ontslag en als afscheidscadeau liet de kerkvoogdij een foto van het orgel maken door de bekende fotograaf en geluidstechnicus E. Hielken uit Koekange.
Vanwege het feit dat Roelof Been in 1947 piano ging studeren aan het conservatorium in Amsterdam, zag hij zich genoodzaakt ontslag te nemen. Willem v.d. Linde pakte toen zijn functie weer op en bleef orgel spelen tot 1960. Met een korte onderbreking van 1943 tot 1947 is hij dus 50 jaar organist geweest van de kerk van IJhorst-de Wijk. Eigenlijk is deze periode nog langer geweest, want toen in 1960 zijn kleindochter Geesje v.d. Linde op 15-jarige leeftijd werd benoemd tot vaste organiste zou hij haar zo af en toe vervangen.
Geesje v.d. Linde vertelde mij dat op een keer de ventilator stuk was en dat opa Willem toen de blaasbalg ging bedienen, zodat zijn kleindochter toch kon spelen. Daarbij moeten we bedenken dat hij toen al tegen de 80 liep en dat het "balgscheppen" zwaar werk was!
Geesje v.d. Linde werd ook wel eens vervangen door haar tante mevr. G Steenbergen-v.d. Linde, ook een dochter van Willem.
Orgeltrapper
Naast een organist had de kerk ook nog een vaste orgeltrapper in dienst, deze verdiende in 1920, ƒ 40, = per jaar en moest voor dit bedrag net zo vaak komen opdraven als de organist.
Een orgeltrapper was een man die de blaasbalgen van het orgel in beweging moest brengen om zodoende de benodigde orgelwind op te wekken. Dat gebeurde meestal door een aantal treden met de voeten te bedienen.
In het geval van de kerk te IJhorst kon je eigenlijk niet spreken van een orgeltrapper want hier werden de balgen bediend door hefbomen die met de hand op en neer werden bewogen.
De blaasbalg stond opgesteld op de orgelgalerij in de hoek aan de pastoriezijde van de kerk.
Anders dan nu stond de speeltafel van het orgel ook aan de pastoriezijde opgesteld, zodat organist en trapper elkaar konden zien en met elkaar konden communiceren.
De functie van orgeltrapper werd in 1929 overbodig, toen de kerkvoogdij op voorstel van v.d. Linde besloot om een elektrische windventilator aan te schaffen.
De kosten van deze machine waren ƒ 300, =, voor die tijd een gigantisch bedrag, maar daar stond tegenover dat men het salaris van de orgeltrapper uitspaarde. De investering verdiende zichzelf uiteindelijk terug.
Achteruitgang en vernieuwing
De technische staat van het orgel werd allengs slechter, met name door verkeerde verwarmingsmethoden en vooral achterstallig onderhoud. De afdekplaat van de hoofdwindlade raakte gescheurd en vanaf die tijd was het orgel onbespeelbaar en werd er een electronisch orgel bijgeplaatst om de diensten te kunnen begeleiden.
Dit was in 1971, het jaar dat ook Geesje v.d. Linde ermee stopte. Zij werd in 1972 opgevolgd door de eerder genoemde 13-jarige Rudi Kaldenberg uit Meppel. Hij bevestigde mij dat hij nooit op het oude pijporgel had gespeeld.
Gedurende een periode van 16 jaar heeft de kerk in IJhorst zich moeten behelpen met een electronisch kerkorgel.
Geldgebrek was er oorzaak van dat een algehele restauratie van het Properorgel niet aan de orde was.
Wat dit betreft is er niet zoveel nieuws onder de zon en herhaalt de geschiedenis zich, want ook al in 1903 was er onder de plaatselijke bevolking te weinig draagvlak geweest voor de financiering van een goed kerkorgel. Ik hoor nog een kerkganger zeggen: "Het giet toch zo ok wel."
Was er in 1903 een schenking nodig geweest om een orgel te plaatsen, nu was het een legaat van Jan Poortman. Hij liet in 1984 een bedrag van ƒ 70.000, = na, ten behoeve van het orgel in de kerk.
Met dit startkapitaal ging een orgelcommissie aan het werk om de mogelijkheden te onderzoeken. Samen met diverse adviseurs kwam deze al spoedig tot de conclusie dat de beste optie was om een geheel nieuw orgel te laten bouwen. Na enkele jaren van fondswerving en na vele tegenslagen en meningsverschillen tussen orgelcommissie, adviseurs en kerkvoogdij, gaf deze laatste in 1987 opdracht een nieuw orgel te bouwen aan wederom een orgelmaker uit Kampen, namelijk de Fa. Kaat en Tijhuis. Zij bouwden een splinternieuw orgel in de oude orgelkast van Proper, waarbij ook het oude karakteristieke front gehandhaafd bleef.
Front en kast werden op vakkundige wijze herschilderd door Hero Heres, een kunstschilder uit Zwolle.
Tegelijkertijd werd de orgelgalerij uitgebreid naar voren, door het plaatsen van twee ronde pilaren op de kerkvloer. Dit is gedaan om het orgel ongeveer één meter naar voren te plaatsen, zodat een draagbalk die voorheen vlak voor het front zat en een storend element vormde, kon worden weggewerkt.
In 1988 werd het nieuwe orgel feestelijk in gebruik genomen en vanaf die tijd kon Rudi Kaldenberg een echt orgel bespelen. Hij bleef dit doen tot 1993.
In 1990 werd een tweetal extra organisten benoemd: Peter van de Beld en Fenny v.d. Weide. Vanaf nu kon er bij toerbeurt gespeeld worden, zodat de organist niet elke zondag dienst had. Als opvolger van Rudi Kaldenberg werd in 1992 Leo Zeelenberg aangesteld en tot op de huidige dag wordt het orgel bespeeld door het trio v.d. Weide, v.d. Beld en Zeelenberg.
Vanaf de oplevering in 1988 waren er met name bij de organisten toch nog wel wat klachten over het orgel, met name de intonatie van het pijpwerk liet te wensen over. Uiteindelijk heeft de Fa. Kaat en Tijhuis onderkend dat er problemen waren en in 2005 hebben zij een algehele herintonatie uitgevoerd, met als gevolg dat nu het orgel speelt naar ieders tevredenheid.
Mede dankzij de uitstekende akoestiek van het kerkgebouw, kunnen we stellen dat de kerk van IJhorst-de Wijk beschikt over een waardevol kerkorgel dat uitstekend de gemeentezang kan begeleiden maar ook bij concerten haar juichende tonen kan laten horen.
Met dank aan de kerkrentmeesters voor het beschikbaar stellen van de archieven en aan de verschillende oud-organisten.