De Oosterwijk
De Oosterwijk en de Wijk, vroeger Westerwijk (!) geheten, lopen nu min of meer vloeiend in elkaar over. Vroeger was er sprake van twee duidelijk van elkaar gescheiden woonkernen. De Oosterwijk is een gebied langs de Dorpsstraat en de Commissieweg. Aan de westkant is de begrenzing op de plaats waar de Oosterakker, Oosterwijkerweg en de Dorpsstraat bij elkaar komen.
De oostkant wordt minder duidelijk begrensd, maar ligt ongeveer op de plaats waar de Slenkenweg van de Commissieweg afbuigt. Enkele straatnamen in het oostelijk deel van de Wijk vinden hun oorsprong in de Oosterwijk.
Poortman
Evert (Eef) Poortman is in 1917 in de Oosterwijk geboren en weet nog goed te vertellen hoe de gemeenschap daar in elkaar zat. Hij woont in het met riet bedekte huis aan de Commissieweg tegenover de Slenkenweg. Eef Poortman is een zoon van Roelof Poortman (1887-1974) en Jentje Huls (1895-1970). Zijn grootvader was Evert Poortman (1855-1934), grote Evert genoemd, dit ter onderscheiding van diens neef Evert Poortman (1860-1927) die ook in de Oosterwijk woonde en kleine Evert werd genoemd.
Grote Evert was al vroeg wees. Hij groeide op bij de fam. Kuijer in de Oosterwijk. In z'n jeugdjaren was hij schaapherder. Toen Albertje Veurman zijn liefdespad kruiste, besloot hij timmerman te worden en met Albertje een gezin te stichten, aan de Broeksteeg nummer 2. Tijdens de wintermaanden wanneer het weer buitenwerkzaamheden niet toeliet, maakten ze o.a. wagenwielen en kruiwagens. Dat werk leende zich goed om in de buurt van de haardstee verricht te worden.
Grote Evert was naast timmerman ook "plukschrijver" bij de verkoop van onroerend goed. De plukschrijver liep een bepaald risico en moest het onroerend goed aanvaarden wanneer hij onverhoopt de hoogste bieder bleef. Op die manier is hij nog wel eens in het bezit gekomen van een pand of stuk grond. Hij stelde zich ook wel borg dat bouwwerken afgebouwd zouden worden als de oorspronkelijke aannemer door omstandigheden daartoe niet in staat zou zijn. In die rol heeft hij in 1913 de Lagere School in de Wijk afgebouwd en de boerderij van Roelof van de Wetering in de Schiphorst.
Zoon Roelof werd ook timmerman en bouwde het pand Commissieweg 12 en 14. Zelf ging hij wonen op nr. 12 en het andere deel van het pand werd verhuurd aan o.a. O. Oostra. Roelof trad min of meer in de voetsporen van zijn vader, was plukschrijver maar ook pander, een functie die met die van veilingmeester is te vergelijken.
De Eef uit de aanhef heeft aanvankelijk zijn vader geholpen als timmerman maar zag er uiteindelijk van af om het timmerbedrijf voort te zetten. Hij legde zich toe op het houden van kippen en had een zogeheten vermeerderingsbedrijf. Dat betekende dat hij op iedere vijftien kippen een haan had. De bevruchte eieren werden na schouwing aan een kuikenbroederij geleverd. De onbevruchte eieren gingen naar de beschuitfabriek van Bosscher in Zuidwolde. Later is Eef in loondienst gaan werken. Met zijn vrouw, Jantje Wieken, was hij graag op de ijsbaan. Hun liefhebberij was zwieren, een bepaalde manier van schaatsen. Hierbij schaatst men getweeën naast elkaar en maakt grote bogen naar links en rechts. Jantje was verpleegkundige en heeft als zodanig o.a. in het Sanatorium in Hellendoorn gewerkt. Net als zijn vader was Eef ook pander. Hij weet nog goed dat er eekschillers, meestal afkomstig uit Gelderland, in Dunningen kwamen. Zij schilden het eiken weekhout en woonden tijdens die werkzaamheden in een tentachtig onderkomen in het bos. De schillen werden, nadat ze in een eekmolen waren vermalen, naar leerlooierijen gebracht. Het geschilde hout werd in bundels, knippels genoemd, verkocht als brandhout.
Luchtenstein
In een huizenregister van 1646 komt Luchtenstein voor als een huis met vijf gebinten met een wijdte van achttien voeten, voor die tijd een flinke boerderij. Eigenaar was o.m. Albert van Kuyck. Luchtenstein stond met het voorhuis naar het noorden gericht tegenover de Broeksteeg, die toen nog z'n oude tracé had, langs het draaiorgelmuseum. Een weg, nu de Dorpsstraat, liep met een bocht voor het woonhuis langs. In het belastingregister van 1744 is de waarde ten opzichte van 1654 bijna gehalveerd. In 1744 was Luchtenstein een huis met drie gebinten dus nog ongeveer de helft van wat het was. In 1832 is de huurwaarde vastgesteld op ƒ 3.-, een prijs die gelijk stond aan die voor een arbeiderswoning. In de 18e en 19e eeuw woonden er arbeiders in "Logtenstein", zoals het vroeger heette. Voor 1857 was er geen sprake van een doorgaande weg omdat de verbinding tussen de Wijk en de Stapel door de Haalweidigerweg werd gevormd. Toen in 1857 de straatweg van Meppel naar Zuidwolde werd aangelegd, werd de weg ter hoogte van Luchtenstein rechtgetrokken en lag Luchtenstein ten noorden van de Dorpsstraat. Het overblijfsel van de oude zandweg bleef intact zodat de Broeksteeg als het ware gesplitst om Luchtenstein heen uitmondde op de Dorpsstraat. Bij de aanleg in 1907 van de tram van Balkbrug naar Meppel stond Luchtenstein in de weg en is toen afgebroken.
De Doelenkamp
Op de plaats waar nu Jacob Boverhof woont, op Commissieweg 8 en 10, stond tot 1934 een boerderijtje, de Doelen genaamd. De Doelen is door brand verwoest. Rond die tijd woonde er een klompenmaker. De Doelen werd in 1642 gebouwd. Een aantal stukken land tussen de Haalweidigerweg en de Commissieweg wordt de Doelenkampen genoemd. Er heeft echter ook een huis gestaan dat de Doelenkamp heet. Willem Koops heeft het namelijk in "Het Vroegere Kerspel De Wijk" over De Doelenkamp, die in 1658 door Albert van Kuyck werd aangekocht. De Doelenkamp lag aan de westzijde van Den Hof.
Cockserve
Ook de naam Cockerve heeft te maken met Albert van Kuyck, die van 1653 tot 1684 schulte van de Wijk en Koekange was. Albert van Kuyck heeft in 1664 de "Kokerijegoederen" van Arent Hendriks Offerein in de Oosterwijk aangekocht.
Ik citeer hier de passage uit "Het Vroegere Kerspel De Wijk": "Dit Kokerijegoed, thans nog onder dien naam bekend, is gelegen vóór het huis van Meeuwes Smink in de Oosterwijk, dat vroeger wel bij het goed kan behoord hebben, dat toen ook wel Cockserve genoemd werd." Het schijnt dus dat de Cockserve tot de Havezathe Dunningen heeft behoord. Toen ik het woord Kokkerijgoederen bij Koop ten Wolde in Den Hof liet vallen zei hij dat het stuk land waar nu de Wijckhorst staat, het appartementengebouw, de Kokkerije werd genoemd.
Oosterwijkers
Bewoners van de Oosterwijk zijn Oosterwijkers. We gaan een rondje langs de huizen maken waarin ze gewoond hebben en gaan daarbij terug tot rond de Tweede Wereldoorlog. De keuze van de personen is willekeurig. Er is een tijd geweest dat er in de Oosterwijk twee bakkerijen waren. Een van hen was Wolter Talen, die een bakkerij had in het pand dat later door Helmuth Dietz werd bewoond. Helmuth dreef er een bibliotheek en een galanteriewinkel waar Woltertje Flik, z'n vrouw, zich voornamelijk mee bemoeide. Wolter Talen is later met zijn bakkerij verhuisd naar het pand Dorpsstraat 81 waar nu Albert Wolting zijn verfwinkel heeft. De andere bakkerij was gevestigd op Dorpsstraat 126 (let wel: niet in het dorp zelf, maar in de Oosterwijk - red.) Dat was de coöperatie, die het pand met z'n kenmerkende platte dak heeft laten bouwen. De coöperatie, een consumentenorganisatie met leden, verkocht naast brood en banket ook kruidenierswaren. De dagelijkse gang van zaken werd door een echtpaar bestierd, waarbij de man de bakkerij voor zijn rekening nam en de vrouw de winkel. Het echtpaar werkte voor een salaris plus vrij gebruik van de handelswaar in de winkel. De eerste bedrijfsleider was een zekere heer Wener, afkomstig uit het westen van ons land. Daarna kwam het echtpaar Lubbelinkhof om de coöperatie draaiend te houden. Geert en Hendrikje Lubbelinkhof hadden het na een tijdje wel gezien en vestigden zich als zelfstandige bakker op Veeningen. De laatste bedrijfsleider was Albert Reinders, die na het opheffen van de coöperatie in hetzelfde pand verderging als zelfstandig bakker.
Gaan we vanaf de voormalige coöperatie richting de Wijk dan staat daar een huis waar eerder twee gezinnen woonden. Aan de oostzijde is Stefanus Burema begonnen als fietsenmaker.
Burema is later verhuisd naar de overkant en heeft zijn zaak verder uitgebouwd. Hij was van vele markten thuis, installatie van elektriciteit en waterleiding, bronbemaling, verkoop van benzine en taxi rijden behoorden daar onder meer toe. Het geboortehuis van Stefanus staat aan de Zuiderkanaalweg, tussen de Slenkenweg en de Wijkbrug. Hij had een veetransportauto met het opschrift DARVI, wat een afkorting was van Deze Auto Rijdt Voor Iedereen. In het huis waar Stefanus begonnen is als fietsenmaker woonde later Remmelt Hendriks. Naast Remmelt woonde Gerard Westenberg, de kleermaker. In het huis naast Westenberg woonden meerdere gezinnen. Zo huisden er Roelof Prent met Annigje Jansen en Willem Sieben, de klokkenmaker, met Margje Kloeze.
Een beetje achteraf woonde Jan Akkerman. Jan was controleur van de Verenigde Zuid-West-Drentse veefokkers. Hij had in z'n boerderijtje een ruimte - laboratorium is een te grote naam - waar hij melk kon onderzoeken op vetgehalte. Tegenover de Broeksteeg had Harm Nijboer z'n kruidenierswinkel en westelijk daarvan staat de boerderij waar Hendrik Kuijer met Jentje Veurman woonde. Na de Tweede Wereldoorlog heeft Jan Oostra, die getrouwd was met Trijn Figeland, nog een tijdlang in een gedeelte van die boerderij gewoond. In deze boerderij is grote Evert opgegroeid. Gaan we nog meer richting de Wijk dan had je het winkeltje van Dietz, dat al genoemd is. In het witte boerderijtje daarnaast, Dorpsstraat 100, heeft een tijdlang Dirk Roffel zijn brandstoffenhandel gehad. De twee dubbele woonhuizen - bij één ervan is het strijkijzermuseum van Ria van Lunzen-Oosterveen gevestigd - werden destijds gebouwd door Roelof Poortman, een zoon van grote Evert. Bewoners van deze huizen waren o.a. Willem Klomp, Jans Spijkerman en Jacob Santing.
De Oosterwijk werd aan de westkant begrensd door de boerderij die met de achterzijde naar de Dorpsstraat was gericht, van Jan Scheper.
Aan de noordzijde van de Dorpsstraat waar nu de Praktijk voor Orthomanuele Geneeskunde van R. de Jong is gevestigd, woonde Willem Dedden. Op het huidige adres Dorpsstraat 99 had Bart Poortman zijn timmermanswerkplaats. Bart was een zoon van kleine Evert, ook hij was pander bij openbare verkopingen. Later was Bart ook nog makelaar-taxateur. Hij had een zekere reputatie in het houden van voordrachten op bruiloften.
Op Broeksteeg 1, waar nu Joop Jorritsma woont, woonde Jan van Loo, die kuiper was bij de zuivelfabriek Haalweide. Jan was getrouwd met Hinderkien Uilenburg. Daarachter stond de boerderij van Jan Bolling en Margje Haulo, mijn grootouders. Aan de westkant van dat huis lag het Kruizeveentje. Van mijn opa heb ik gehoord dat daar in de Tweede Wereldoorlog nog turf gewonnen werd; die turven werden baggelaars genoemd. Op de plek waar nu zo ongeveer het zwembad is, had Hendrik Teunissen een stuk land dat door de toen nog niet zo goed geregelde afwatering in de herfst en winter vaak onder water stond. In geval van een vorstperiode was dat stuk land een van de eerste plekken waar je in de buurt van de Wijk kon schaatsen. De boerderij van Hendrik Teunissen wordt nu bewoond door zijn schoondochter Margriet en is nu H. Tillemanweg 65. In het huis van grote Evert woonden veehandelaar Johannes Pekel en Steven Venema.
Keren we weer terug naar de Dorpsstraat. Op de plek waar nu een bungalow staat op de hoek van de Broeksteeg, stond het huis van kleine Evert. Kleine Evert was eveneens timmerman. Later woonde daar zijn dochter Jantje, die met Jan de Boer getrouwd was. Jan was huisslachter en heeft ook een tijdlang eieren ingezameld. Onder hetzelfde dak woonden Jaap Bakker en zijn vrouw Roelofje Jabben. Jaap was chauffeur bij de zuivelfabriek Haalweide en was later werkzaam bij de buitendienst van Gemeentewerken. Op het adres Commissieweg 1 woonde Lolke de Groot en later zijn dochter Roelofje, die met Hilbert Smilde was getrouwd. Lolke was melkrijder voor de zuivelfabriek Rogat. De stoomtram reed zo dicht langs dit boerderijtje dat het de machinist van de tram verboden was om daar het vuur op te stoken, omdat er gevaar bestond dat het rieten dak vlam zou vatten.
Tegenover Commissieweg 1 loopt een weggetje zuidwaarts. Hieraan stond de boerderij van Jans Venema en Elizabeth (Beth) Bakker. De boerderij is afgebrand. Albert Scheper heeft op die plaats een nieuw huis gebouwd. Als je het weggetje verder volgt kom je uiteindelijk bij het boerderijtje midden in het weiland van Jan Meijer en Femmigje van Veen. Hun zoon, Bart, was koetsier op de lijkwagen.
Om het rondje vol te maken eindigen we bij Commissieweg 2. Hier woonde Geuchien (Geu) Wever. Geu trouwde op 37-jarige leeftijd met de 24-jarige Margje Kloeten. Geu had al snel door dat hij toch nog te vroeg getrouwd was en ging na één dag huwelijk van Margje scheiden.
Een paar keer is in dit artikel het woord brand gevallen. Eef Poortman vertelde mij dat de schoorstenen vroeger door de politie geschouwd werden of ze wel goed geveegd waren. Bij velen kregen de dienders een borreltje. Naarmate er meer alcohol in hun lichaam kwam, nam de scherpte van de waarneming af en dat kwam degene die niet zo goed geveegd had, goed van pas.
Met dank aan: Eef Poortman, Henk ten Heuvel en Jan Snijder.