't Olde Karspel - periodiek van de Historische Vereniging De Wijk - Koekange

Op bezoek bij Jannes Nijboer, zoon van de werkbaas op Dikninge en timmerman-aannemer

door Louis Timans

Op een middag in april ontvangt de hoogbejaarde Jannes mij gastvrij in zijn zorgwoning in de Molenhof te Havelte, nadat ik mij per telefoon bij hem bekend had gemaakt als "iemand van 't Olde Karspel" die graag eens met hem over vroeger wilde praten. Ik was met name benieuwd naar wat hij wist te vertellen over zijn ervaringen met Dikninge en de Havixhorst, maar ik kreeg veel meer interessants te horen, ook al omdat ik hem nadien nog enkele malen gesproken heb. Ik vond het daarom uiteindelijk beter maar af te zien van mijn aanvankelijke beperking in onderwerp en heb de titel van mijn bijdrage aangepast.

Allereerst wijst Jannes mij erop dat in zijn verhaal vaak de naam Reint Hendrik zal opduiken en dat het beslist noodzakelijk is vooraf uiteen te zetten wie er achter die naam schuilgaat. Het gaat namelijk niet steeds om dezelfde persoon.
Welnu, in de eerste helft van de 20e eeuw waren er op Voorwijk, Dikninge en de Havixhorst drie baronnen de Vos van Steenwijk die allemaal Reint Hendrik heetten.

Bij Voorwijk hoorden drie broers, die alle drie waren getrouwd; de eerste twee met twee zussen Van Royen uit Zwolle:
De oudste, Reint Hendrik, met Josina Margaretha van Royen.
De 2e , Jaap, met Johanna Wilhelmina van Royen.
De 3e, Godert Willem, was getrouwd met de Duitse mevr. Von Richthofen. Na zijn overlijden (1940) is zij hertrouwd met de Oostenrijkse graaf Szapáry.

Bij Dikninge hoorde Reint Hendrik, een volle neef van die van Voorwijk

Op de Havixhorst woonde Reint Hendrik, bijgenaamd "de baron". Hij was ongetrouwd, net als zijn beide broers, jonker Jan en jonker Arend, die op de nabijgelegen Lindenhorst woonden. Zij waren slechts in de verte familie van "Voorwijk" en "Dikninge".

Jannes is geboren in 1913. Zijn vader, Hendrik, kwam uit Wijster en zijn moeder, Annichje Smelt, uit Hooghalen. Hij was 9 maanden oud toen het gezin op Dikninge kwam wonen. De aanleiding daartoe was een advertentie geweest in de Meppeler Courant waarin baron Reint Hendrik de Vos van Steenwijk - van Dikninge - iemand zocht voor het beheer van de boerderij en de gronden van het landgoed. Kantonrechter Nijsingh uit Meppel kwam vaak over de vloer bij Jannes' grootouders in Hooghalen, voor zaken rond het beheer van hun boerderij. Hij was er kind aan huis. Wanneer de zaken waren afgehandeld, aan de keukentafel meestal, bleef hij vaak bij hen eten. Bij een van die gelegenheden wees hij hen op genoemde advertentie: dat zou iets zijn voor hun dochter Annichje en schoonzoon Hendrik! Dat Annichje een verstandige meid was, had hij al vroeg begrepen. Jannes vertelt dat het verhaal ging dat zij, toen zij nog klein was, de hoge gast eens op kinderlijk onbevangen wijze op een tekortkoming had gewezen: aan tafel had zij hem zijn brood zien smeren en opgemerkt: "Heerschop (bedoeld wordt de rechter) mut niet zo dik smeer'n, want de botter die is zo duur!" Haar vader was dadelijk opgestaan om zijn dochter met een tik van de pet te corrigeren, maar "heerschop" had het voor het kind opgenomen en gezegd: "Stop! Dankjewel, kind, voor deze vermaning, je bent een zuinige Drent en dat spreekt mij aan, je hebt al goed begrepen dat de mens moet leven naar de middelen die hem ter beschikking staan. Zo kom je verder in het leven!" De eerlijkheid gebiedt Jannes overigens er bij te zeggen dat er nog twee andere dochters waren en dat het niet helemaal zeker is dat het hier over zijn moeder ging…
De gronden van Dikninge, waarover het jonge paar het beheer kreeg, omvatten toen meer dan nu; globaal gezien hoorde een heel eind ten noorden van Voorwijk en Dikninge, zeg maar tussen de Hessenweg en de Wiltenweg, er ook bij. Jannes' vader was de "werkbaas" op Dikninge, en deed dat uitstekend. Hij was in feite het aanspreekpunt voor Dikninge; bijna dagelijks had hij contact met de baron, die er toen trouwens al lang niet meer woonde; in 1929 had hij het huis verlaten. Als werkbaas had Hendrik Nijboer de leiding over alle werkonderdelen behalve de moestuin. Voor die moestuin was er een "tuinbaas", die in het huis achter bij de brug woonde; nu woont daar de familie Schotgerrits. Het huis van de Nijboers lag binnen de gracht, waar nu de weduwe Jonkers woont. Tot het werk behoorde ook het ontvangen, elk jaar per 1 mei, van de pinken die van boeren uit de omgeving werden betrokken. In de zomer werden ze geweid en per 1 november gingen ze naar de eigenaars terug. In de tussentijd waren ze dan goed gevoed en was de stier er bij geweest: ze gingen verrijkt terug. Soms had Hendrik ze dan al voor de eigenaar verkocht. De Nijboers kregen ook te maken met het naastgelegen Voorwijk. Baron Reint Hendrik van Voorwijk was Commissaris der Koningin in Drenthe en verbleef daarom veel in Assen; ook was hij, als senator van de VVD, vaak in Den Haag. Op een dag werden de Nijboers uit het verre buitenland door de baron gebeld. Hij deelde mee dat hij met een gezelschap binnenkort naar Voorwijk zou komen en verzocht Hendrik en zijn vrouw om het huis in passende staat te brengen. Ze schijnen daarmee veel eer te hebben ingelegd; wellicht niet zo vreemd, want zoon Jannes zou later een reputatie krijgen als aannemer. Jannes heeft een prachtige jeugd gehad op Dikninge, samen met zijn broer Harm. Warme herinneringen heeft hij ook aan de beide jonkers Jan en Arend, jongere broers van baron Reint van de Havixhorst, die op de nabijgelegen Lindenhorst woonden. Bij hen brachten hij en zijn broertje soms op bestelling duiven uit de til van Dikninge. Zowel de jonkers als de baron hebben menigeen uit het dorp ondersteund als ze in geldelijke moeilijkheden waren geraakt.
Aan deze mooie tijd kwam een einde toen Jannes' vader overleed. Dat was in 1931. Zijn moeder kwijnde weg na het verlies van haar man en miste de levendigheid die het boerenbedrijf altijd met zich had meegebracht. Bovendien ging het economisch slecht - het waren de crisisjaren - en de baron zag geen heil meer in voortzetting van de boerderij. Jannes ziet nog het gesprek bij hen thuis waar zij met hun drieën t.o. de baron zaten die hen aankondigde dat hij de exploitatie van de grond anders ging organiseren; de boerderij werd opgeheven en de grond werd aan diverse huurders in gebruik gegeven. Het gezin betrok toen de woning aan de Dorpsstraat no 112 in de Oosterwiek waar later een winkeltje in zou komen. Nu zit er Treecare, de boomverzorger. Ten tijde van de verhuizing werkte Jannes als timmerman bij Poortman op de Bloemberg. In 1937, na zijn huwelijk met Klaasje Pol, besloot hij voor zichzelf te beginnen als timmerman-aannemer. Na de oorlog vestigde hij zijn bedrijf bij de woning waarnaar hij verhuisde, naast "De IJhorst", aan de Kerkweg, vlak over de brug.
Jannes hield van zijn beroep. Terugkijkend op de technische problemen die hij heeft moeten oplossen en de werken die hij heeft moeten uitvoeren, is het alsof hij ze opnieuw beleeft, met huiver soms, maar tenslotte vertrouwend op zijn gelijk en dankbaar als het hem en de jongens - "Je kunt het nooit alleen" - weer was gelukt. De westelijke zijmuur van de Havixhorst was zijn eerste kunststukje. Een draagbalk midden onder het sterk verwaarloosde gebouw bleek verrot en was aan de binnenkant langs de buitenmuur afgebroken, waardoor de muur naar buiten toe bol was komen te staan. Jannes schreef in op het werk en kreeg het toegewezen. Anderen dachten dat het hem de kop zou kunnen kosten en zelf was hij er ook niet gerust op. Hij overtuigde "Assen" (Monumentenzorg) ervan dat een andere aanpak, die hij zelf had bedacht, een betere was dan de aanpak die in de opdracht omschreven stond. Met behulp van een stellage aan de buitenkant werd de muur rechtgetrokken.
Van wat er zich tijdens de oorlog op de Havixhorst en Dikninge heeft afgespeeld, weet Jannes zich niet veel te herinneren. Wel dat er in Dikninge Duitsers hebben gezeten, maar wellicht niet steeds, want er wordt ook verteld van mensen van het verzet die er zaten en die in hun midden een Joodse vrouw gelegenheid tot onderduik geboden zouden hebben. Op een gegeven moment zou de spanning die vrouw te veel zijn geworden en zou er dreiging zijn geweest dat zij de schuilplaats van het verzet zou verraden. Dat gevaar beseffend, zouden de mensen van het verzet haar hebben gefusilleerd en haar lichaam achter in de tuin hebben begraven.
Emotioneel werd Jannes toen hij vertelde over de toren van de NH-kerk in Coevorden. Deze stond 130 cm uit het lood, de kerk was buiten dienst gesteld vanwege het gevaar dat die toren opleverde. Behalve dat hij weer in het lood moest worden geplaatst, moest de toren ook 38 cm hoger worden gezet. Op de dagelijkse reis naar en van dit karwei was Jannes in gedachten altijd bezig met het bedenken van oplossingen voor steeds weer nieuwe problemen. Op de dag dat de toren uiteindelijk zijn nieuwe positie zou krijgen, was het erg slecht weer. De toch al moeilijke operatie werd daardoor des te hachelijker. Daarbij kwam dat op het laatst geen enkele verzekeraar bereid was gebleken het risico van dit karwei te verzekeren. Hoe hij die laatste uren van het karwei heeft beleefd, tot en met de succesvolle afronding, vertelt hij alsof het gisteren was gebeurd. Toen de toren eenmaal stond, waren er klokken gaan beieren en was bij Jannes de spanning gebroken. In Coevorden kreeg hij daarna nog een andere opdracht van de provincie: de verbouw van de synagoge tot muziekschool. Hij vertelt met veel respect over de rabbijn uit Den Haag die tijdens de werkzaamheden voortdurend aanwezig was. Tegen de muur van de synagoge lagen namelijk 38 graven en die kunnen volgens Joods gebruik niet zomaar worden geruimd. Steeds als de werklieden menselijke resten hadden gevonden, werden die door de rabbijn verzameld en sprak deze een gebed uit dat de "ontwijding" van het graf bezegelde. Op een dag had de rabbijn zich tegenover Jannes afgevraagd hoe het kon dat zo veel Joden de oorlog niet hadden overleefd, en dat zijn eigen twee zonen levend waren teruggekomen. Een niet te beantwoorden vraag, zo hadden ze beiden vol ontroering geconcludeerd. In Coevorden ligt een flink deel van Jannes' grote karweien. Behalve bij de kerk en de synagoge heeft hij ook zijn sporen verdiend bij de restauratie van het fameuze kasteel in die stad. Al die werken, zegt hij, heeft hij uiteindelijk te danken gehad aan de wijze waarop hij de consolidatie van de - bol staande - westelijke muur van de Havixhorst heeft verricht.
Het vak van aannemer is een rotvak, zegt hij soms, maar je merkt dat hij er enorm veel voldoening in heeft gevonden. Het "rotte" was gelegen in de risico's die er heel vaak aan vast zaten, zowel persoonlijke als zakelijke.
Jannes spreekt vol waardering over het vertrouwen dat hem geschonken werd door de mensen van Dikninge, de Havixhorst en Voorwijk. Over de kosten die Jannes berekende werd nooit gesproken. Soms waren er die dat niet waren gewend, zoals de familie Daniëls-van Mulligen uit Arnhem. Zij hadden de Havixhorst gekocht van de erven van Reint, die in 1937 was overleden. Komend uit het Westen, wenste de heer Daniëls dat er ook andere aannemers in aanmerking zouden komen voor opdrachten, teneinde de laagste prijs te bewerkstelligen. Eén keer een aanvaring en de Daniëlsen waren overtuigd dat het naar Nijboers' gebruik het beste was.
Ten slotte kregen de zeer prettige gesprekken nog een persoonlijk tintje:
Toen ik bij het weggaan hem eraan herinnerde dat ik Louis heet, merkte hij op dat er in de Eerste Wereldoorlog Belgische vluchtelingen op Dikninge waren en dat een ervan Louis heette en dat die veel aan het onderhoud van de tuin had gedaan.

Aangezien Jannes hier en daar twijfels had, heb ik zijn verhaal laten lezen door mevr. Roëll, die in het tolhuis van Dikninge woont en zekere herinneringen van Jannes deelt. Dat heeft geleid tot een kleine aanpassing hier en daar, vooral waar het de uiteenzetting over de families betreft.

*****