Een molenaar is een slaaf
Voor bakker en voor boeren
Geen dag of nacht heeft hij rust
Wanneer het rad kan roeren
Molenaar Harm van de Pol
door door Wim Smit
Of Harm van de Pol zich een slaaf van zijn werk voelde, is niet bekend. Maar als je er rekening mee houdt dat hij pas op zijn tweeënzeventigste met pensioen ging, is de kans dat er sprake was van slavernij te verwaarlozen.
Harm werd geboren op 22 februari 1875 in de Wijk. Zijn moeder overleed tijdens de bevalling. Zijn vader hertrouwde. De verhouding met zijn stiefmoeder was niet best. Op twaalfjarige leeftijd moest Harm 'naar de boer'. Zijn eerste 'stee' was bij de familie Vos aan de Hessenweg. Hij kreeg een rugzakje mee met de meest nodige kleren. Maar hij had pech en verloor onderweg dat zakje met kleren. Moeder erg boos en hij zonder kleren.
In 1902 trouwde hij met Annigje Frijling uit de IJhorst.
Annigje was geboren op 19 augustus 1875. Na haar schooltijd moest zij ook
"naar de boer". Zij vond haar stekkie aan de Rumptingerbrug.
Harm had intussen werk gekregen op de zuivelfabriek Rogat. Na hun huwelijk gingen ze wonen in één van de fabriekswoningen. Het weekloon was zeven gulden in de week. Zij waren daar zeer tevreden mee, getuige de uitspraak: "Als we dit ons hele leven zo houden, zitten we goed".
Hier werd hun dochter Geertje geboren.
Harm was een fanatiek harmonicaspeler. Op feestjes e.d. werd er zo een leuk centje bijverdiend. Dat dit vaak ten koste ging van de nachtrust bleek het beste toen hij op een nacht bij de sluis in Rogat in slaap viel.
Van zuivel naar meel ( of van product naar productie)
Harm werd gevraagd om vertegenwoordiger van de Landbouwbank Meppel ('de baank') te worden. Zijn rayon werd: de Wijk, Koekange, Ruinen e.o. Daarom verhuisden ze van Rogat naar de Oosterwijk. Daar werd de tweede dochter Jantje geboren.
In 1921 kocht de bank de molen van de heer Graver te Koekange en Harm werd hier filiaalchef.
De woning die hier bij hoorde, moest eerst gedeeld worden met de familie De Boer. Het gezin De Boer had vijf kinderen. Toen deze naar de Wijk waren vertrokken, kwam de hele woning ter beschikking.
Het veevoer werd aangevoerd uit Meppel. Dat geschiedde met paard en wagen. Voerlui waren Hendrik Lucas, Rikke Korf en later ook Roelof Lucas. Soms kwam het per schip naar de Wijkbrug en moest het van daar gehaald worden.
Ook het bezorgen van de bestellingen was een taak van de voerlui. Vooral Hendrik Lucas had bij de boeren een goede naam: Hij leegde de zakken zelf in de 'maaltonne'. En of hij nou 's avonds om zeven of om negen uur klaar was met zijn ronde was niet belangrijk voor hem.
Verder werkten er Albert Huisman als mulder en Hendrik Hendriks als vertegenwoordiger. Tot het werk van de vertegenwoordiger behoorde ook het innen van de rekeningen. Dat ging niet bij iedereen even vlot.
Brandstoffen werden toen nog niet door de bank geleverd. Harm deed dat, samen met stationschef Struik, voor eigen rekening.
De steenkolen kwamen per spoorwagon naar Koekange, soms wel twaalf wagons per jaar. Een extra bron van inkomsten. Toen de bank de levering van brandstoffen in zijn pakket opnam moest Harm hiermee stoppen.
De boeren kwamen met het graan naar de molen, de één met een wagen vol zakken, de ander met een 'pongel' op de fiets.
De molen, en dus ook de molenaar, was afhankelijk van de wind. Dat betekende dat de werktijden onregelmatig waren.
Het achterhuis werd eerst gebruikt als opslagplaats. Later werd er achter de molen een loods bijgebouwd. Een deel van het achterhuis werd als kantoor ingericht.
In 1935 werd de molen onthoofd en verdwenen de wieken. De aandrijving geschiedde nu met een dieselmotor.
In de mobilisatie jaren 1938-1940 was in de kop van de molen een waarnemingspost van de luchtbescherming gevestigd.
De bezetting
De oorlog bracht ook zijn problemen mee. Het was de kunst om de regels van de bezetter zodanig toe te passen dat de bezetter dacht dat hij zijn portie kreeg maar de bezette net iets meer dan waar hij volgens de regels recht op had.
Harm had een wapenvergunning. Die had hij gekregen in de tijd dat hij als vertegenwoordiger werkzaam was en soms met grote hoeveelheden geld rondliep. Toen er op een morgen een huiszoeking werd uitgevoerd, was de spanning erg groot. Maar het wapen werd niet gevonden. Het was misschien een voorgevoel, want een paar dagen daarvoor had Harm het wapen in de gierput gedumpt, die onder het achterhuis was uit de tijd dat het pand nog als boerderij in gebruik was.
Harm had een fiets met luchtbanden. Omdat hij werkte voor de voedselvoorziening kreeg hij dat voorrecht. Hij leende die fiets geregeld aan de 'Grüne' die in de school gelegerd waren. Dat deed hij vanuit de gedachte dat hij die fiets beter kon uitlenen dan dat ze hem zouden vorderen, want iets dat geleend wordt komt terug en iets dat ze vorderen zie je nooit terug!
Zoals boven al geschreven had de familie van de Pol twee dochters: Geertje en Jantje.
Geertje trouwde voor de eerste keer met de uit Havelte afkomstige heer Faber. Ze kregen twee zoons: Jan en Harm. Haar tweede huwelijk was met de uit Ruurlo afkomstige Gerrit Kroneman. Deze was bij de IJsselcentrale werkzaam als opzichter. Tot hun dood woonden ze in de Wijk.
Jantje trouwde met Roelof Knol. Roelof was geboren in de Wijk. In de oorlog was hij ondergedoken in huize van de Pol. Voor de oorlog was Roelof werkzaam geweest als timmerman. Zijn dienstplicht vervulde hij bij de marine. Jantje was werkzaam op het kantoor van 'de baank'. Na hun huwelijk
vertrokken ze naar het Groningse Westerkwartier. Roelof kreeg daar werk als vertegenwoordiger in bouwmaterialen. Hun zoon, Gert, heeft een tandartsenpraktijk in Emden. Na Roelofs dood is Jantje in Niekerk (Westerkwartier) blijven wonen.
De molen en de loods daarachter waren voor ons, buurtkinderen, een leuk speelterrein, hoewel dit door de personeelsleden niet altijd gewaardeerd werd. In de oorlog gaven de dikke muren en de zakken meel natuurlijk wel een goede bescherming bij luchtaanvallen op het spoor.
Bevrijding
Direct na de bevrijding leek de molen een paar keer per dag een magneet. Van de Pol had n.l. een radio en die kon nu onder de zakken weggehaald en openlijk gebruikt worden. Trouwens bij Egbert Hielken, aan de Dwarsdijk, ging het net zo.
In 1947, op 72-jarige leeftijd, ging Harm met pensioen. Hij werd opgevolgd door de heer D. Vleems. De geschiedenis herhaalde zich. De woning moest weer door twee gezinnen bewoond worden. In 1950 werd de molen afgebroken en vervangen door een elektrische malerij, tevens werden de loodsen vervangen. Bij het transport werden het paard en de wagen ingeruild voor de vrachtauto. Jaap Veen werd met zijn legertruck een bekende verschijning op de Koekanger wegen.
Harm overleed op 24 oktober 1953. Hij was de eerste die op het nieuwe gedeelte van het kerkhof werd begraven. Toen de landbouwbank besloot om ook de woning te vernieuwen, vertrok Annigje naar een bejaardenhuis in Coevorden. Ze is daar tot haar overlijden op 29 juni 1957 gebleven. Ze is begraven naast haar man.
Dit relaas ontstond tijdens een aantal bezoeken aan het knusse huisje van Jantje Knol-v.d. Pol in Niekerk.
Onderstaand nog een oproep aan de lezers:
Bij de samenstelling van het artikel over Harm van de Pol heb ik dankbaar gebruik gemaakt van het geheugen van Jantje Knol-v.d.Pol. Alleen op één punt liepen we vast.
Zoals bekend was Koekange een van de eerste dorpen in de omgeving waar men gebruik maakte van elektriciteit. De zuivelfabriek leverde de stroom. 's Avonds om elf uur werd de machine stopgezet; als waarschuwing werd een kwartier van te voren de stroomvoorziening even onderbroken. Machinist op de zuivelfabriek was toen de heer Steenge. Bij de komst van de 'stroom' werd zijn taak uitgebreid met de aanleg van huisinstallaties. Hiervan maakte hij later zijn beroep. Verder was er een vereniging o.i.d. die dit beheerde. Eén van de bestuursleden was Harm van de Pol.
En toen kwamen de vragen:
Hoe was de organisatie ?
Wie was eigenaar van het net ?
Wie waren ander bestuursleden ?
Hoe was de bekostiging geregeld ?
Enz. enz. ???
Als u antwoord hebt op één of meer van deze vragen -of een deel ervan- neemt u dan s.v.p. contact op met de redactie.
Harm werd geboren op 22 februari 1875 in de Wijk. Zijn moeder overleed tijdens de bevalling. Zijn vader hertrouwde. De verhouding met zijn stiefmoeder was niet best. Op twaalfjarige leeftijd moest Harm 'naar de boer'. Zijn eerste 'stee' was bij de familie Vos aan de Hessenweg. Hij kreeg een rugzakje mee met de meest nodige kleren. Maar hij had pech en verloor onderweg dat zakje met kleren. Moeder erg boos en hij zonder kleren.
In 1902 trouwde hij met Annigje Frijling uit de IJhorst.
Annigje was geboren op 19 augustus 1875. Na haar schooltijd moest zij ook
"naar de boer". Zij vond haar stekkie aan de Rumptingerbrug.
Harm had intussen werk gekregen op de zuivelfabriek Rogat. Na hun huwelijk gingen ze wonen in één van de fabriekswoningen. Het weekloon was zeven gulden in de week. Zij waren daar zeer tevreden mee, getuige de uitspraak: "Als we dit ons hele leven zo houden, zitten we goed".Hier werd hun dochter Geertje geboren.
Harm was een fanatiek harmonicaspeler. Op feestjes e.d. werd er zo een leuk centje bijverdiend. Dat dit vaak ten koste ging van de nachtrust bleek het beste toen hij op een nacht bij de sluis in Rogat in slaap viel.
Van zuivel naar meel ( of van product naar productie)
Harm werd gevraagd om vertegenwoordiger van de Landbouwbank Meppel ('de baank') te worden. Zijn rayon werd: de Wijk, Koekange, Ruinen e.o. Daarom verhuisden ze van Rogat naar de Oosterwijk. Daar werd de tweede dochter Jantje geboren.
In 1921 kocht de bank de molen van de heer Graver te Koekange en Harm werd hier filiaalchef.
De woning die hier bij hoorde, moest eerst gedeeld worden met de familie De Boer. Het gezin De Boer had vijf kinderen. Toen deze naar de Wijk waren vertrokken, kwam de hele woning ter beschikking. Het veevoer werd aangevoerd uit Meppel. Dat geschiedde met paard en wagen. Voerlui waren Hendrik Lucas, Rikke Korf en later ook Roelof Lucas. Soms kwam het per schip naar de Wijkbrug en moest het van daar gehaald worden.
Ook het bezorgen van de bestellingen was een taak van de voerlui. Vooral Hendrik Lucas had bij de boeren een goede naam: Hij leegde de zakken zelf in de 'maaltonne'. En of hij nou 's avonds om zeven of om negen uur klaar was met zijn ronde was niet belangrijk voor hem.
Verder werkten er Albert Huisman als mulder en Hendrik Hendriks als vertegenwoordiger. Tot het werk van de vertegenwoordiger behoorde ook het innen van de rekeningen. Dat ging niet bij iedereen even vlot.
Brandstoffen werden toen nog niet door de bank geleverd. Harm deed dat, samen met stationschef Struik, voor eigen rekening.
De steenkolen kwamen per spoorwagon naar Koekange, soms wel twaalf wagons per jaar. Een extra bron van inkomsten. Toen de bank de levering van brandstoffen in zijn pakket opnam moest Harm hiermee stoppen.
De boeren kwamen met het graan naar de molen, de één met een wagen vol zakken, de ander met een 'pongel' op de fiets.
De molen, en dus ook de molenaar, was afhankelijk van de wind. Dat betekende dat de werktijden onregelmatig waren.
Het achterhuis werd eerst gebruikt als opslagplaats. Later werd er achter de molen een loods bijgebouwd. Een deel van het achterhuis werd als kantoor ingericht.
In 1935 werd de molen onthoofd en verdwenen de wieken. De aandrijving geschiedde nu met een dieselmotor.
In de mobilisatie jaren 1938-1940 was in de kop van de molen een waarnemingspost van de luchtbescherming gevestigd.
De bezetting
De oorlog bracht ook zijn problemen mee. Het was de kunst om de regels van de bezetter zodanig toe te passen dat de bezetter dacht dat hij zijn portie kreeg maar de bezette net iets meer dan waar hij volgens de regels recht op had.
Harm had een wapenvergunning. Die had hij gekregen in de tijd dat hij als vertegenwoordiger werkzaam was en soms met grote hoeveelheden geld rondliep. Toen er op een morgen een huiszoeking werd uitgevoerd, was de spanning erg groot. Maar het wapen werd niet gevonden. Het was misschien een voorgevoel, want een paar dagen daarvoor had Harm het wapen in de gierput gedumpt, die onder het achterhuis was uit de tijd dat het pand nog als boerderij in gebruik was.
Harm had een fiets met luchtbanden. Omdat hij werkte voor de voedselvoorziening kreeg hij dat voorrecht. Hij leende die fiets geregeld aan de 'Grüne' die in de school gelegerd waren. Dat deed hij vanuit de gedachte dat hij die fiets beter kon uitlenen dan dat ze hem zouden vorderen, want iets dat geleend wordt komt terug en iets dat ze vorderen zie je nooit terug!
Zoals boven al geschreven had de familie van de Pol twee dochters: Geertje en Jantje.
Geertje trouwde voor de eerste keer met de uit Havelte afkomstige heer Faber. Ze kregen twee zoons: Jan en Harm. Haar tweede huwelijk was met de uit Ruurlo afkomstige Gerrit Kroneman. Deze was bij de IJsselcentrale werkzaam als opzichter. Tot hun dood woonden ze in de Wijk.
Jantje trouwde met Roelof Knol. Roelof was geboren in de Wijk. In de oorlog was hij ondergedoken in huize van de Pol. Voor de oorlog was Roelof werkzaam geweest als timmerman. Zijn dienstplicht vervulde hij bij de marine. Jantje was werkzaam op het kantoor van 'de baank'. Na hun huwelijk vertrokken ze naar het Groningse Westerkwartier. Roelof kreeg daar werk als vertegenwoordiger in bouwmaterialen. Hun zoon, Gert, heeft een tandartsenpraktijk in Emden. Na Roelofs dood is Jantje in Niekerk (Westerkwartier) blijven wonen.
Geertje trouwde voor de eerste keer met de uit Havelte afkomstige heer Faber. Ze kregen twee zoons: Jan en Harm. Haar tweede huwelijk was met de uit Ruurlo afkomstige Gerrit Kroneman. Deze was bij de IJsselcentrale werkzaam als opzichter. Tot hun dood woonden ze in de Wijk.
Jantje trouwde met Roelof Knol. Roelof was geboren in de Wijk. In de oorlog was hij ondergedoken in huize van de Pol. Voor de oorlog was Roelof werkzaam geweest als timmerman. Zijn dienstplicht vervulde hij bij de marine. Jantje was werkzaam op het kantoor van 'de baank'. Na hun huwelijk vertrokken ze naar het Groningse Westerkwartier. Roelof kreeg daar werk als vertegenwoordiger in bouwmaterialen. Hun zoon, Gert, heeft een tandartsenpraktijk in Emden. Na Roelofs dood is Jantje in Niekerk (Westerkwartier) blijven wonen.
De molen en de loods daarachter waren voor ons, buurtkinderen, een leuk speelterrein, hoewel dit door de personeelsleden niet altijd gewaardeerd werd. In de oorlog gaven de dikke muren en de zakken meel natuurlijk wel een goede bescherming bij luchtaanvallen op het spoor.
Bevrijding
Direct na de bevrijding leek de molen een paar keer per dag een magneet. Van de Pol had n.l. een radio en die kon nu onder de zakken weggehaald en openlijk gebruikt worden. Trouwens bij Egbert Hielken, aan de Dwarsdijk, ging het net zo.
In 1947, op 72-jarige leeftijd, ging Harm met pensioen. Hij werd opgevolgd door de heer D. Vleems. De geschiedenis herhaalde zich. De woning moest weer door twee gezinnen bewoond worden. In 1950 werd de molen afgebroken en vervangen door een elektrische malerij, tevens werden de loodsen vervangen. Bij het transport werden het paard en de wagen ingeruild voor de vrachtauto. Jaap Veen werd met zijn legertruck een bekende verschijning op de Koekanger wegen.
Harm overleed op 24 oktober 1953. Hij was de eerste die op het nieuwe gedeelte van het kerkhof werd begraven. Toen de landbouwbank besloot om ook de woning te vernieuwen, vertrok Annigje naar een bejaardenhuis in Coevorden. Ze is daar tot haar overlijden op 29 juni 1957 gebleven. Ze is begraven naast haar man.
Dit relaas ontstond tijdens een aantal bezoeken aan het knusse huisje van Jantje Knol-v.d. Pol in Niekerk.
Onderstaand nog een oproep aan de lezers:
Bij de samenstelling van het artikel over Harm van de Pol heb ik dankbaar gebruik gemaakt van het geheugen van Jantje Knol-v.d.Pol. Alleen op één punt liepen we vast.
Zoals bekend was Koekange een van de eerste dorpen in de omgeving waar men gebruik maakte van elektriciteit. De zuivelfabriek leverde de stroom. 's Avonds om elf uur werd de machine stopgezet; als waarschuwing werd een kwartier van te voren de stroomvoorziening even onderbroken. Machinist op de zuivelfabriek was toen de heer Steenge. Bij de komst van de 'stroom' werd zijn taak uitgebreid met de aanleg van huisinstallaties. Hiervan maakte hij later zijn beroep. Verder was er een vereniging o.i.d. die dit beheerde. Eén van de bestuursleden was Harm van de Pol.
En toen kwamen de vragen:
Hoe was de organisatie ?
Wie was eigenaar van het net ?
Wie waren ander bestuursleden ?
Hoe was de bekostiging geregeld ?
Enz. enz. ???
Als u antwoord hebt op één of meer van deze vragen -of een deel ervan- neemt u dan s.v.p. contact op met de redactie.
Bij de samenstelling van het artikel over Harm van de Pol heb ik dankbaar gebruik gemaakt van het geheugen van Jantje Knol-v.d.Pol. Alleen op één punt liepen we vast.
Zoals bekend was Koekange een van de eerste dorpen in de omgeving waar men gebruik maakte van elektriciteit. De zuivelfabriek leverde de stroom. 's Avonds om elf uur werd de machine stopgezet; als waarschuwing werd een kwartier van te voren de stroomvoorziening even onderbroken. Machinist op de zuivelfabriek was toen de heer Steenge. Bij de komst van de 'stroom' werd zijn taak uitgebreid met de aanleg van huisinstallaties. Hiervan maakte hij later zijn beroep. Verder was er een vereniging o.i.d. die dit beheerde. Eén van de bestuursleden was Harm van de Pol.
En toen kwamen de vragen:
Hoe was de organisatie ?
Wie was eigenaar van het net ?
Wie waren ander bestuursleden ?
Hoe was de bekostiging geregeld ?
Enz. enz. ???
Als u antwoord hebt op één of meer van deze vragen -of een deel ervan- neemt u dan s.v.p. contact op met de redactie.