De familie Hazelaar (2)
De gebroeders Hazelaar waren in de Wijk begonnen als bakkers in het pand van Lucas Hilbert Steenbergen aan de Dorpsstraat. Toen ze het naastgelegen pand van R. Boven hadden gekocht, werd daar naast het horeca-gedeelte in de westkant van het pand een bakkerij en bakkerswinkel gebouwd. Aan die westkant van het pand was een steeg die gedeeld moest worden met Hilbert Wittink, die daar een timmermanswerkplaats had. Die steeg had een min of meer openbaar karakter en velen, vooral kinderen, stonden vaak voor de bakkerijramen te kijken naar de verrichtingen van de bakkers. Die steeg, die nu verdwenen is, liep op de plaats waar nu de groente-afdeling van de COOP is.
Sinus voelde het meest voor het bakkersvak en nam daarom de taak op zich om de bakkerij te runnen. Eltje zorgde voor de winkel en zo waren de taken binnen de familie min of meer afgebakend. Albert zag het in eerste instantie wel zitten om caféhouder te worden. Hij voelde zich met name aangetrokken tot het restaurant en het gastheerschap, maar koos later toch voor het bakkersvak. Zijn broer Jan W. voelde direct al meer voor een toekomst als bakker. Toen Albert van school kwam, ging hij voor een tijdje naar Rotterdam om daar in de bakkerij van zijn oom het vak te leren. Jan W. leerde de kneepjes van het vak van zijn oom Sinus. Na verloop van tijd kwam Albert weer terug in de bakkerij van oom Sinus. Bijzonder te noemen was de goede verstandhouding die de beide broers met hun oom hadden. De bakkerij had maar een beperkte omvang qua werkruimte. Dat betekende in de praktijk dat Jan W. veelal in de grote ruimte onder het toneel banket stond voor te bereiden of af te werken. In de bakkerij stond zoals toen gebruikelijk was een takkenbosoven. De takken brandden in de bakruimte zo hevig dat de warmte die in de stenen van de oven werd opgeslagen, voldoende was om de producten in de oven gaar te maken nadat de vuurresten uit de bakruimte waren verwijderd. Later werden de takkenbossen vervangen door een brander die op stookolie werkte. De meelopslag was op de zolder boven de bakkerij, die via een buitentrap bereikt kon worden. Het zal zeker geen pretje zijn geweest om de zakken van 50 kg naar boven en naar beneden te brengen. Het brood werd in die tijd voornamelijk uitgevent en op drukke dagen zoals de zaterdag konden ze bij Hazelaar wel een extra hulp gebruiken. Dat was een tijdlang Tieme van Goor. In de bakkerij werkten o.a. Oost Oostra uit de Wijk en Bertus Lubbinge van de Ossesluis. Rond 1930 kreeg Albert kennis aan Grietje Fieten, roepnaam Griet, en nog vlak voor de Tweede Wereldoorlog vatten ze het plan op om elkaar eeuwige trouw te beloven. Griet en Albert deelden hun liefde voor het toneel en waren beide lid van de Rederijkerskamer "De Bloem".
Grietje (1911-1979) was een dochter van Geert Fieten en Jantje van der Haar, die een boerderij hadden op Ruinerwold. Ze had in haar jeugdjaren zeker niet kunnen denken dat ze nog eens als vrouw van een bakker in een bakkerswinkel zou staan. Na het voorbereidend onderwijs had ze de opleiding tot onderwijzeres aan de Kweekschool in Meppel gevolgd, waarna ze een aantal jaren voor de klas had gestaan in de Oosterboer en op Staphorst. Hoewel daar niets over bekend is, lijkt het niet onwaarschijnlijk dat de ouders van Griet enige aarzeling hebben gehad toen hun dochter met Albert in een huis ging wonen waar 2 families zo door elkaar leefden. Het pand zat inderdaad een beetje ingewikkeld in elkaar. Tussen de winkel en de bakkerij bevond zich de woonruimte die voor het jonge paar bestemd was en boven waren de slaapkamers, die op dezelfde gang uitkwamen als de hotelkamers en het woongedeelte van de gebroeders. Griet deed naast de huishouding en de bediening van de klanten in de winkel ook de administratie. Voor Albert veranderde er na zijn huwelijk qua werk niet veel, hij kon gewoon doorgaan in zijn oude vertrouwde omgeving met het uitoefenen van het bakkersvak. De administratie nam al snel meer tijd in beslag, want in de Tweede Wereldoorlog kreeg men te maken met voedseldistributie en dat betekende dat de klant bepaalde producten alleen kon kopen op vertoon van een bon. De winkelier moest deze bonnen op een formulier plakken en inleveren bij het distributiekantoor. Het betekende een hoop werk dat veel tijd in beslag nam.
In 1942 werden Albert en Griet verblijd met de geboorte van Jan. Hij kreeg later gezelschap van 3 zussen, te weten Jantje, Anna en Greta. Een gezin, de winkel en alles wat daarbij hoorde, kon wel wat extra hulp gebruiken. Zo heeft Geesje Roze uit Koekange een tijdlang assistentie verleend bij Albert en Griet. De kinderen gebruikten de schuur en het toneel in de zaal als speelruimte. Voor kinderen moet het een spannend pand geweest zijn, overal gangen en kamers, een toneel en een schuur. Jan zat altijd vol creatieve ideeën. Zo had hij bedacht om op de zolder van de schuur een soort van film te vertonen over "Flipje, het fruitbaasje van Tiel", een figuur die destijds in het leven geroepen was door jamfabriek De Betuwe uit die plaats. Kinderen uit de buurt konden tegen betaling van 1 cent naar boven klimmen om de voorstelling te bekijken.
Met het Wijkerfeest diende de schuur van Hazelaar als plek om een wagen te versieren. Berend Schakelaar was graag bereid een handje te helpen door ideeën aan te dragen en mee te helpen met de uitvoering daarvan. Hij zorgde ervoor, veelal in samenspraak met Griet, dat er een thema gekozen werd waarbij er een plaats op de wagen was voor niet alleen Jantje, Anna, Greta en Jan Hazelaar, maar ook voor kinderen uit de buurt en vrienden van Jan zoals Jan Steenbergen, Roelof Gortemaker en Lammert Huizing. Griet en Berend vulden elkaar goed aan bij het versieren van een wagen. Berend was voor het grote werk en Griet verzorgde de kostuums en nadere bijzonderheden.
Anna Hazelaar-Keizer was met haar creatieve geest ook graag van de partij als er een wagen versierd moest worden. Zij had vaak goede ideeën en wanneer er met Palmpasen een haantje versierd moest worden, was zij het veelal die haar kleinkinderen hielp om er wat moois van te maken.
Palmpaasoptocht
De zaal van Hazelaar met de schuur daarachter was ook een plaats waar de vriendengroep van Jan bijeenkwam.
Die vrienden waren de al genoemde Jan Steenbergen en Lammert Huizing, maar ook Ammy Mos, Aaltinus Katoele, Gerhardus Korf, Roelof Gortemaker en Jan Toet.
Toen het weer eens tegen Palmpasen liep, bedachten ze dat het wel aardig zou zijn om met Palmpasen het idee van Jan uit te voeren en een optocht te organiseren voor kinderen met hun "haantie op een stokkie". Zo gezegd zo gedaan: er werd een vlag tussen twee latten bevestigd, op de vlag werd "Vrolijk Palmpasen" geschreven en de latten werden bekleed met buxus en crêpepapier. Zo had men een soort vaandel om mee te dragen in de optocht. Er werd wat ruchtbaarheid aan hun voornemen gegeven, opdat er ook deelnemers zouden zijn en op de bewuste dag werd de stoet door de organisatoren bij Hazelaar opgesteld. Voorop de tamboers Jan Hazelaar, Jan Toet en Ammy Mos en direct daarachter Gerhardus Korf en Roelof Gortemaker met het vaandel. Er werd een rondje door het dorp gemaakt dat eindigde bij Hazelaar, waar de deelnemers een traktatie kregen en konden kijken naar een voorstelling die op het toneel in de zaal opgevoerd werd en onder meer bestond uit acrobatiek. Die was door de vriendengroep onder leiding van Berend Schakelaar ingestudeerd. Er was toen nog geen sprake van het toekennen van een prijs voor de mooist versierde haantjes. Men wilde er geen wedstrijd van maken, het ging om het meedoen. Zo liep er ook een keer een jongen mee met een speelgoedbeer op een stokkie. Hij had zijn broodhaantje al vroegtijdig opgegeten en bij gebrek aan een tweede exemplaar had zijn moeder maar een speelgoedbeer op de stok geprikt. De groep kreeg al gauw uitbreiding van jongens die ook wel wat zagen in de organisatie. Zo kwamen o.a. Appie en Henk Strick, Piet Sloots, Harrie Huisjes en Bé Heinen de gelederen versterken. Later is de organisatie overgenomen door de Stichting Jeugdwerk. De vriendengroep die de optocht had opgezet heeft toen waarschijnlijk niet kunnen bevroeden dat deze nog eens zou uitgroeien tot de huidige omvang.
Een muzikale familie
Muziek heeft altijd een grote rol gespeeld in de familie Hazelaar. Hendrik, Sinus en Albert zijn lid van het Mannenkoor van Wijker Kunst geweest. Eltje, Anna en later ook Griet zongen met veel plezier in het Vrouwenkoor, waarbij Griet ook nog een aantal jaren in het bestuur heeft gezeten. Griet hield niet alleen van toneelspelen, maar was ook erg bedreven in het houden van een voordracht. Sinus speelde piano, curieus is dat er in zaal Hazelaar naast een gewone piano ook, in die tijd iets bijzonders, een elektrische piano stond. Albert speelde viool en beheerste ook de kunst om met een strijkstok op een zaag te spelen. Het ging hier om een vrij grote zaag die onder spanning stond doordat hij in verticale stand tegen de grond werd geduwd. Door de spanning te vermeerderen of te verminderen ontstonden er door de beweging van de strijkstok verschillende tonen.
Bij Apollo speelden Jan W. en Albert saxofoon. Jan speelde er op jonge leeftijd al piccolo en later ook dwarsfluit. Evenals zijn oom Jan W. schildert Jan graag; hij heeft inmiddels een groot aantal werken op zijn naam staan.
De dwarsfluit heeft in het leven van Jan een prominente rol ingenomen. Hij nam een paar middagen in de week les bij leraren van de conservatoria in Utrecht en Arnhem en hij heeft naast zijn reguliere werkzaamheden veel leerlingen op een dwarsfluit leren spelen.
Anna en Greta spelen beide piano, waarbij Greta ook nog eens zingt.
Schiebroek 1940
Zoals velen moest ook Jan W. zich in 1939 melden voor de mobilisatie van het leger. Toen de oorlog op 10 mei 1940 uitbrak, deed Jan W. dienst in de buurt van Rotterdam. Op de dag dat Rotterdam gebombardeerd werd, 14 mei, sneuvelde Jan W. in Schiebroek, toen hij vanuit een hinderlaag beschoten werd. Zijn lichaam werd overgebracht naar zijn geboortedorp om daar te worden begraven. De belangstelling voor de begrafenis was zeer groot, de witte kist was bedekt met de driekleur en bloemstukken. Tijdens het dalen van de kist speelde Apollo het Wilhelmus.
Burgemeester Mr. J. de Blieck herinnerde er in zijn toespraak aan dat Jan W. als Nederlands soldaat is gevallen als slachtoffer van zijn plichtsbetrachting. De begrafenis werd geleid door Ds. Peijsel, aldus het verslag van de teraardebestelling in de Meppeler Courant van 24 mei 1940.
Nog steeds wordt er op 4 mei een stille omgang gehouden waarbij ook stil gehouden wordt aan het graf van Jan W. Met het spelen van een muziekstuk door een klein ensemble van Apollo wordt de herinnering aan hem levend gehouden. In de jaren na de oorlog en ook nog in het begin van de jaren vijftig, strooide Harm Oldenkamp, in de functie van voorzitter van de Oranje vereniging, op het graf witte bloemblaadjes, die hij in een mandje aan z'n arm droeg.
IJhorst
Nadat Hendrik in 1952 was overleden, werd het moeilijker om het café voort te zetten. De leeftijd en de gezondheid van Anna, Eltje en Sinus begonnen parten te spelen. Toen in IJhorst bouwgrond werd uitgegeven aan de Burg. van Wijngaardenstraat waren de Hazelaars er onder de eersten bij om daar een bungalow te laten bouwen. Toen die klaar was, verhuisden Anna, Eltje en Sinus naar hun nieuwe huis in de IJhorster bossen. Voor Albert en Griet was het geen optie om nog langer aan de Dorpsstraat te blijven wonen. De bakkerij, woning en winkel waren zo verweven met het hotel-café-restaurant dat de bakkerij niet gemakkelijk los van het hotel-café-restauarant kon functioneren. Er werd besloten om het gehele pand te verkopen en elders een bakkerij te kopen. Het pand werd gekocht door Albert Leunge uit Balkbrug die het omdoopte tot Bellevue. Albert en Griet met hun kinderen verhuisden in 1958 naar Ede waar ze een bakkerij hadden kunnen kopen. Met deze verhuizing kwam een einde aan de aanwezigheid in de Wijk van een familie die een grote invloed heeft gehad op het sociale leven in het dorp gedurende de eerste helft en het midden van de vorige eeuw.
Met dank aan: Jantje Hazelaar, Jan Steenbergen en Herman Veneman.