't Olde Karspel - periodiek van de Historische Vereniging De Wijk - Koekange

Hardelanden ... wat is ... wat was dat ... ?

door Aaltienus Buiter

Hardelanden. Ja, wat was dat? Tegenwoordig kennen we dat niet meer. Althans niet meer op de manier waarop, in de vijftiger jaren van de vorige eeuw, deze methode van ruwvoederwinning op verschillende boeren- bedrijven plaatsvond.
Hardelanden was een vorm van gras inkuilen met een toevoeging van melasse of voederbieten voor wintervoeding van de koeien.


De traditionele manieren van voederwinning waren hooien en gras inkuilen. Ofwel persvoer maken. Als een boer vroeger zei: " Wi'j wilt morg'n passen", dan begreep iedereen dat hij de volgende dag gras wilde inkuilen. Maar dat ging niet zo maar even. Het gras werd gemaaid en moest zo vers en groen mogelijk aan de pershoop worden gebracht. Dat ging niet even in een of twee dagen. Het gebeurde wel dat men twee of drie weken met een en dezelfde "persbult" bezig was. Steeds maar weer vers gras erbovenop, dan wou het goed persen. Er liep dan meestal veel vocht uit zo'n kuilbult en dat vocht rook erg zuur. Als er bij de winterdag van dat kuilgras aan de koeien werd gevoerd, dan stonk doorgaans de gehele stal ernaar. Liep die boer dan 's avonds voor hij op visite of naar een vergadering ging, nog even over de stal, dan "stonk hij vaak een uur in de wind". Zelfs aan de melk kon je de kuil ruiken.

Voorlichting
Onder invloed van de landbouwvoorlichtingsdienst werden er ook andere methoden van voederwinning uitgeprobeerd. Zo werd voor het hooien het nog niet droge hooi op ruiters of in grote oppers (teembulten) gezet, waarna het een paar weken zo op het land bleef staan. Dit is maar een korte periode beproefd. Het was blijkbaar geen succes en erg bewerkelijk. Voor het inkuilen ging men producten als melasse en AIV-zuur toevoegen aan het verse gras.
De hardelandmethode die ik mij uit de vijftiger jaren bij ons in de buurt (op de Oshaar) herinner, ging als volgt.
Er waren verschillende boeren die een ronde betonnen silo hadden laten bouwen voor gras inkuilen. Deze silo's hadden doorgaans een inhoud van 20 kubieke meter. Een enkele had er een van 12 kuub. Ook was er een bij ons in de buurt, Jacob ten Kate, die ieder jaar een silo maakte van pakken stro. Uiteraard kon men dan niet zo hoog als met een betonnen silo met opzetstuk.
Er werd bij ons op de Oshaar samengewerkt door een groepje van eerst vijf boeren, die elkaar hielpen wanneer ze gingen hardelanden. Dat groepje boeren bestond uit Hendrik Geerts, Geert van de Berg, Hendrik van Zegeren, Jacob Mulder en mijn vader Jan Buiter. Later kwamen daar, omdat van een groepje boeren verderop op de Oshaar er een paar stopten met hardelanden, Jacob ten Kate en Jan Bakker jr. nog bij.
Als een van de deelnemers het gras zover had dat het gemaaid kon worden, dan werd de hardelandmachine besteld en werden de buurtgenoten ingelicht: "Die of die dag wil ik graag harderlanden." Daags van tevoren werd dan al gezamenlijk het gras gemaaid. Doorgaans met twee, toen nog door paarden getrokken, maaimachines. De kanten van het perceel werden gemaaid met de zeis en het gras in "zwil" (wiersen) gelegd. En het opzetstuk (houten schotten van ongeveer 2 meter hoog) werd op de silo gezet.

Vroeg op
De volgende morgen was het dan meestal vroeg opstaan. Al om 4 of 5 uur liep de wekker af, want dan moest het gras op de wagens worden geladen. Iedereen nam daarvoor zijn eigen paard en zijn eigen wagen mee. Ondertussen moest er ook nog gemolken worden. Na het melken en eten ging men voor zover nodig nog verder met het gras laden. Als dan alles op de wagens stond, meestal 15 of 16 vrachten, dan kon het hardelanden beginnen. Jacob Talen, loonwerker uit de Wijk, was dan ook gearriveerd met zijn tractor, de hardelandmachine en een transporteur, waarmee later een laag zand bovenop het gehakselde gras in de silo gebracht zou worden.
De machine werd naast de silo gezet. Hij werd aangedreven door de tractor, via de aftakas. Het eerste voer gras werd erbij gezet en men kon beginnen. Twee personen stonden op de wagen om het gras op de transportband van de machine te gooien. In de machine werd het gras verhakseld en werd er melasse aan toegevoegd; soms voederbieten. Door een pijp werd dit mengsel in de silo geblazen. In de silo waren dan een paar mannen om het product te verspreiden en vast te trappen. Als schooljongens vonden we het altijd mooi als we vrij waren van school en we mochten in de silo helpen. Je kreeg dan een grote puntmuts, gemaakt van een jute zak, op het hoofd als bescherming tegen de stroperige melasse.
De werkers wisselden elkaar af, zodat degenen die even aan de kant stonden, tijd hadden om een praatje te maken. Zo werd de ene na de andere wagen geleegd. Als dan de silo en het opzetstuk vol waren, dan moest er zand op. Daarvoor was de transporteur nodig, want de bovenkant van het opzetstuk was toch wel 3 meter boven de grond. Het zand werd meestal een paar dagen van tevoren door de betreffende boer bij elkaar gehaald, vaak van de kanaaldijk bij de Ossesluis, dat was toen nog toegestaan. Het zand werd gezamenlijk op de transporteur gebracht. In de silo ontstond zo een laag van 50 à 75 cm, bovenop het product. Een plastic kleed werd toen nog niet gebruikt. En daarmee was het karwei weer geklaard tot de volgende buurman ook ging hardelanden. Dan begon men weer gezamenlijk van voren af aan. Het ging gemoedelijk en niemand had nog haast. Er werd ook niet gekeken hoeveel uur de een de ander had geholpen; er hoefde niet "met gelijke munt" te worden terugbetaald. Ik denk dat het door sommigen ook wel werd gezien als ontspanningsdagen; men werkte samen en er werd ook nog wel eens mooi verteld.

Schaft
Tijdens de schaft ging iedereen in het voorhuis koffiedrinken en een of twee boterhammen eten. Plus natuurlijk nog een plak koek. Ik kan me nog herinneren dat er verschillende boeren bij waren die tabak kauwden. Als ze dan gingen koffiedrinken dan legden ze de tabakspruim waar ze al een poosje op gekauwd hadden op een regeltje in een raamkozijn of voor een stalraampje, om er na de koffie weer op door te kunnen kauwen. Als buurtkinderen hebben we wel eens de neiging gehad om die tabakspruimen te verwisselen, maar of we dat ook echt gedaan hebben… ?
Bij de winterdag als er van dit kuilgras aan de koeien werd gevoerd, dan rook je de lekkere geur van de melasse en niet de zware zure geur van de aloude kuil. De koeien aten dit product heel graag. Toch heeft deze hardelandmethode niet lang stand gehouden. Hakselen op het land met de rijdende hakselaar, al of niet met toevoeging, kwam er voor in de plaats.

De naam
Hoe men aan de naam "hardelanden" kwam is mij niet duidelijk. Misschien dat een van de oudere lezers van dit blad hierover opheldering kan geven.
Graag uw reacties aan de redactie.

*****