De vereniging van bakkers in de Wijk en Koekange
Vlak na de tweede Wereldoorlog waren er zowel in de Wijk als in Koekange nog verschillende zelfstandige bakkerijen. Het was in 1948 dat Roelof Kraal, bakker in Koekange, het initiatief nam om in de gemeente de Wijk een vereniging van bakkers op te richten. Aan zijn oproep om een vergadering daarover te houden gaven bijna alle opgeroepenen gehoor. De vereniging heeft plm. 12 jaar bestaan en het notulenboek van de vereniging is in bezit van de Historische Vereniging. Aan de hand van dit notulenboek zullen we het wel en wee van de bakkersvereniging in die periode nagaan.
De oprichting
Zoals gemeld was het de heer Roelof Kraal die het initiatief nam voor deze vereniging. De oprichtingsvergadering werd gehouden op 5 januari 1948 in café de Vries in Koekange. De aanleiding was om gezamenlijk te spreken over de invoering van een nieuwe distributieregeling van brood d.m.v. keuzebonnen. Het was enkele jaren na de oorlog en verschillende zaken, waaronder levensmiddelen en brood, waren nog op de bon. Brood werd aangeduid met de term "regeringsbrood", bij de ouderen nog bekend als grijs brood. Verderop leest u meer over dit regeringsbrood.
Op deze vergadering werd besloten om een permanente bakkersvereniging op te richten. Aanwezig waren de Wijker bakkers L. Steenbergen, A. Hazelaar, J.C. Seinen, J.H. Bolling en W. Talen, de Koekanger bakkers R. Kraal, J. Oosterhuis, J.R. Waalkens, A. Meinen. L. Steenbergen, J. Veld en W. van der Haar, daarnaast A. Koster uit Rogat en A. M. Klomp uit IJhorst.
De definitieve oprichting van de vereniging vond twee weken later plaats en toen werd ook een bestuur van vijf personen gekozen. Drie bestuursleden aan de westzijde van de Hoogeveense vaart en twee aan de oostzijde. Gekozen werden L. Steenbergen uit de Wijk als voorzitter, R. Kraal uit Koekange als secretaris, A. Koster uit Rogat als penningmeester en als lid W. van der Haar uit Koekange en A.M. Klomp uit IJhorst.
Later traden nog als lid van de vereniging toe: K. Oosterhuis uit Koekange, A. Reinders en, na overname van diens zaak, K. Dunnink uit de Wijk, H.W. Grooteboer uit Halfweg, G. Lubbelinkhof uit Veeningen, D. Hartsuiker uit Bloemberg en na deze in 1951 A. Veld.
Alle bakkers uit de Wijk, Koekange, IJhorst, Bloemberg en Veeningen waren nu lid van de vereniging, 19 in getal.
Voor het ophalen van de contributie werd A.J. Schreur benoemd. Die kreeg daarvoor ƒ12,- per jaar. Schreur was de leverancier van de gist en had zijn handel aan de Hogetin in Meppel.
Reglement
Op de volgende vergadering werd een reglement van 22 artikelen vastgesteld. Dit gebeurde niet bij notariële akte. Het doel van de vereniging werd omschreven als "het behartigen der belangen van de bakkers in den ruimsten zin des woords en het bevorderen van een collegiale samenwerking. Zij tracht dit doel te bereiken door het houden van vergaderingen, waar de eventuele verbeteringen in de bakkerstoestanden besproken worden en daarna ook in uitvoering gebracht worden". Verder: "het beramen en uitvoeren van gezamenlijke excursies en plezierreisjes, zowel met als zonder dames".
De contributie werd bepaald door een heffing op de aangekochte hoeveelheid gist. Deze heffing was progressief. Voor de eerste 10 kilogram was het 3 cent per kg. Van 10 tot 25 kg 2 cent en van 25 kg en meer 1 cent per kg. Dit alles per week.
De vereniging was als afdeling aangesloten bij zowel de Drentsche als de Nederlandsche Bakkersbond.
Uit de notulen
Uit de notulen blijkt dat er in 1948 nog niet vrij "witte stoet" (wit brood) gebakken mag worden. Blijkbaar doen enkele bakkers dat wel. Hoewel de levering niet van grote betekenis is, wordt besloten "dat voor zieken, die geen ander brood kunnen hebben, witbrood gebakken mag worden, evenals cadetjes". De prijzen zijn vrij.
In dezelfde vergadering wordt ook besloten om met Pinksteren wel "witte stoeten" te leveren. Die moeten echter voor de officiële prijs verkocht worden.
In het eerste jaar besluit men ook om het nuttige met het aangename te verenigen en een reisje met de dames te maken, zo mogelijk naar de gistfabriek in Delft en naar Schiphol. Of dat is doorgegaan, is niet bekend.
Een moeilijk punt was vaak de vakantieregeling. Niet iedereen wilde vakantie. Voor de Wijk en Koekange probeerde men het afzonderlijk te regelen. In de Wijk lukte dat beter dan in Koekange.
Broodprijs
De prijs van brood (regeringsbrood) werd van overheidswege vastgesteld. Mede-redactielid Jan Bolling vertelde mij dat hij meende te weten dat dit provinciaal gebeurde. Tussen Drenthe en Overijssel zat voor hetzelfde brood 1 cent verschil. In 1948 werd voor een brood (regeringsbrood) van 8 ons een prijs van 35 cent berekend en 52 cent voor een brood van 12 ons. Een krentenbrood van 8 ons met daarin 160 gram krenten moest ƒ1,00 kosten. Brood mocht alleen verkocht worden in veelvouden van 400 gram en om oneerlijke concurrentie tegen te gaan, moest het 240 tot 265 gram droge stof bezitten.
De broodprijzen werden jaarlijks vastgesteld. In de notulen van 22 jan. 1958 is de prijs voor grijs brood van 8 ons gestegen tot 41 cent. Voor 12 ons tot 62 cent. Tarwebrood is even duur als grijs brood. Witbrood is dan ook vrij verkrijgbaar en kost 44 cent voor een brood van 8 ons en 66 cent voor eentje van 12 ons. Ter vergelijking met nu: De meeste broden wegen nu omstreeks 7,5 ons en de prijzen liggen niet meer vast.
Wanbetalers
Een der leden deelt op de vergadering mee dat hij een klant heeft die hem al ƒ 100,- schuldig is en die niet wil of kan betalen. Besloten wordt om ook in de toekomst elkaar te waarschuwen voor zulke "lieve klanten".
Het zomaar weggeven van taarten of opgemaakte grote koeken aan klanten bij de viering van een huwelijksfeest of jubileum, zoals sommige bakkers doen, valt bij de meerderheid niet in goede aarde. Na een stevige discussie in een ledenvergadering over dit punt wordt besloten om dit niet meer te doen. Sommige bakkers zijn blijkbaar kort van geheugen, want later komt dit nog regelmatig ter sprake. Collega's klagen over elkaar dat ze zich niet aan de afspraken omtrent dit punt houden. Wel wordt er geconstateerd dat aan het weggeven van een suikerboontje (snoepje) aan een kind in de winkel of bij de venterskar haast niet is te ontkomen. Dat mag dan nog, maar geen koek of taart! Ook het geven van spaarzegeltjes, zoals in sommige winkels gebeurt, mag niet op eigen bakkerijproducten als brood. Alle leden hebben hierover een brief gehad.
Jaarvergadering
Voorzitter Steenbergen memoreert in zijn openingstoespraak op de jaarvergadering van 1950 dat, hoewel de tijden donker en gespannen zijn, men als vereniging niet mag klagen. Wel is de prijs van `regeringsbrood` te laag, zodat theoretisch met verlies gewerkt wordt, maar anderzijds wordt er een behoorlijke prijs voor de producten ontvangen. Dus geen probleem.
Hij memoreerde verder dat de dreigende verhoging van de omzetbelasting van 3 naar 3,5% niet is doorgegaan, mede dankzij eendrachtig protesteren tegen deze verhoging op een vergadering in Utrecht, waar allen naartoe geweest waren. Hieruit blijkt, aldus de voorzitter, dat het een eis van het heden is om je te organiseren: eendracht maakt macht, tweedracht verdeelt.
Op de volgende jaarvergadering komt het "regeringsbrood" opnieuw aan de orde. De broodprijs mocht met 1 cent verhoogd worden, maar, zo wordt er geklaagd, deze verhoging wordt volkomen tenietgedaan door loonsverhoging en hogere brandstofprijzen. Maar tevens constateert men dat de Drentse bakkers samen met die uit Friesland en Groningen de hoogste broodprijs van Nederland mogen berekenen. Dat zat dus goed.
In de eerste jaren van de vereniging werd er regelmatig vergaderd. Sommige jaren waren er wel 5 bestuurs- en 7 ledenvergaderingen. Vanaf 1953 loopt dat behoorlijk terug. In dat jaar was er maar één bestuurs- en één ledenvergadering. De sanering van de kleine bakkerijen begint in deze tijd ook al een rol te spelen. Blijkbaar wordt het aantal zaken waarover gezamenlijk beslissingen moeten worden genomen, wat minder. Wel wordt er in 1953 uitvoerig gediscussieerd over wel of niet bakken en venten op 2e Kerstdag. De meningen zijn daarover verdeeld. Over de winkelsluitingswet werd besloten aan het College van B en W te adviseren om geen koopavond in te stellen en de sluitingstijd van de winkels op zaterdagavond op 7 uur te stellen.
Secretaris
De secretaris Roelof Kraal is in 1954 aftredend als bestuurslid. Hoewel hij zelf geen zaak meer heeft, willen de collega's hem toch graag in het bestuur en als secretaris houden. Kraal zegt hierin gaarne toe te stemmen, omdat hij "de bakkerij met zijn belangen blijft zien als een ideaal in zijn organisatieleven". Vier jaar later in 1958 geeft Kraal echter te kennen dat hij stoppen wil met het secretariaat van de vereniging. Hij zegt dat hij, na een bemoeienis van 41 jaar met de bakkerij ter plaatse en vanwege "het klimmen der jaren", deze functie wil neerleggen. In de daarop volgende ledenvergadering werd Kraal wegens zijn verdiensten voor de bakkerij in de Wijk en Koekange benoemd tot erelid der vereniging, een benoeming die hij onder dank aanvaardde. In zijn plaats als secretaris werd gekozen Jt. Oosterhuis.
Met grote voldoening deelde secr. Kraal op een vergadering in 1957 mee dat de voorzitter, L. Steenbergen, bij enkele kandidaatstelling benoemd was tot lid van het Algemeen Bestuur der Nederlandse Bakkersbond.
Banketprijzen
Om een indruk te geven van de verkoopprijzen van banket volgt hier een lijstje van de prijzen zoals die in de novembervergadering van 1956 door de bakkers werden vastgesteld: gebak met roomboter gebakken 25 ct., gebak met margarine 22 ct., eierkoeken 12 ct., kokoskransen 12 ct., platte gevulde koeken 13 ct., amandelringen 13 ct., speculaas per half pond 60 ct., brokken per stuk 6 ct., koekjes per half pond 70 ct. en gevulde speculaas ƒ1,80 per pond.
April 1961
Zoals al gemeld loopt het vergaderbezoek eind jaren vijftig terug. Er wordt ook minder vergaderd. Het is de jaarvergadering van april 1961 die als laatste vermeld staat in het notulenboek. Daarin wordt melding gemaakt dat een enkel lid bedankt heeft voor de vereniging. Was dat het begin van het einde? Was de sanering van het winkelbestand de oorzaak? Wel werd er in de laatst genotuleerde vergadering gesproken over de teruggang in de broodconsumptie. Berekend was dat 130 klanten nu evenveel brood kochten als 100 klanten enkele jaren daarvoor. Ook de invoering van de vijfdaagse werkweek die er aan zat te komen, werd gezien als een forse kostenpost. Nadien is er in het notulenboek geen vergadering meer beschreven.
Is de bakkersvereniging nadien een zachte dood gestorven? Het aantal bakkers dat zelf nog bakte, liep ook al terug. De meeste winkeliers en bakkers uit Koekange betrokken het brood van de Centrale Bakkerij, die sinds 1920 was gevestigd aan de Dorpsstraat 58 in Koekange, later was dat bakkerij Oosterhuis. (zie 't Olde Karspel 7e jaargang nr. 4).
Coöperatieve Winkel en Bakkerij te Koekange
Naast de eigen bakkerijen en de Centrale bakkerij was er in Koekange ook een coöperatieve winkel en bakkerij gevestigd, op wat nu Dorpsstraat 15 is.
Deze coöperatie werd opgericht in 1919 en de statuten werden verleden voor notaris van Gelder te Meppel. Een kopie van de 26 pagina's tellende, met de hand geschreven akte, is in het bezit van de Historische Vereniging. (Helaas hebben we niet de notulenboeken van deze coöperatie. Zijn ze mogelijk nog ergens ondergedoken?)
Uit de statuten blijkt dat de coöperatie is opgericht op 9 augustus 1919 en dat de akte is ondertekend door Hilbert Koster, landbouwer te Koekange, als gemachtigde voor 84 andere personen. Dit was een doorsnee van de Koekanger bevolking. De beroepen die daarbij genoteerd stonden waren: landbouwer (38), arbeider (18), spoorwegarbeider (5), ploegbaas (1), rijwielhandelaar (2), koffiehuishouder (2), timmerman (2), seinwachter (1), koopman (1), klompenmaker (3), veldwachter (2), onderwijzer (1), ass. zuivelfabriek (1), fotograaf (1), botermaker (1), machinist (1); daarnaast 4 personen zonder beroep.
De doelstelling van deze coöperatie was om "hare leden en verbruikers levensbehoeften te verschaffen van goede kwaliteit en alle handelingen te verrichten die daarmede in verband staan".
De vereniging was opgericht voor een termijn van 29 jaar en inwoners van de gemeenten de Wijk, Ruinerwold en Ruinen konden lid zijn. Het inschrijfgeld bedroeg 25 cent. Daarnaast moest elk lid een aandeel van ƒ5,- nemen. Dit aandeel kon in wekelijkse termijnen van 10 cent worden afbetaald.
Voor vrouwen gold dat alleen ongehuwde vrouwen lid konden zijn. Als een vrouw trouwde, dan eindigde haar lidmaatschap en werd haar man lid. Dit gold ook voor een weduwe die hertrouwde.
Verdeling van de winst
Wanneer aan het eind van een boekjaar bleek dat er winst was gemaakt, dan was de verdeling daarvan als volgt: vijf en twintig procent werd gestort in een reservefonds, vijf procent werd geschonken aan een "filantropische vereniging" en zeventig procent werd uitgekeerd aan de leden, naar evenredigheid van hun verbruik in dat boekjaar.
Bestuur en commissarissen
In het eerste bestuur hadden zitting: Hilbert Koster als voorzitter, Jan Hendrik Dolsma als secretaris, Jan van der Woude als penningmeester en Wolter Mulder als lid. Het vijfde bestuurslid staat niet vermeld.
Commissarissen waren: Geert Broekhuizen, voorzitter, Roelof Heidema, secretaris en Jacobus ter Heide, lid.
Bedrijfsleider
Voor de dagelijkse leiding werd een bakker-bedrijfsleider aangesteld. In de eerste jaren van het bestaan van de coöperatie was men blijkbaar niet erg gelukkig met de gemaakte keuzes. Er kwam regelmatig een andere bakker-bedrijfsleider. (Hierover valt meer te lezen in het boerderijenboek van Koekange).
Wie het in 1919 was, is niet met zekerheid te zeggen. Was het misschien Remmelt Santing? Deze was het wel in 1921. In dat jaar ook nog Willem Lina, in 1922 Andries Bruining en in 1924 Jacob Smant. Deze laatste houdt het langer vol en blijft tot 1933. Als hij vertrekt, komt Albert Meinen. Meinen blijft als bedrijfsleider in dienst van de vereniging tot 1948. In dat jaar loopt ook de termijn van de vereniging af (29 jaar) en wordt besloten niet te verlengen. Albert Meinen neemt de zaak over en gaat als zelfstandig bakker-kruidenier verder. Zoon Martin volgt in 1964 zijn vader in de zaak op, maar stopt in 1970. Daarmee verdwijnt er weer een levensmiddelenwinkel uit het dorp.
Toen het postkantoor eind zestiger jaren in Koekange werd opgeheven, kwam er een postagentschap in de winkel van Meinen. Tot de sluiting van de winkel werd dit gerund door Martins vrouw Henny.
Martin kan zich nog herinneren uit zijn kinderjaren, dat er regelmatig een paar bestuursleden of commissarissen bij hen thuis kwamen om de boeken van de coöperatie te controleren.
Wat was nu eigenlijk regeringsbrood?
Om op die vraag een antwoord te kunnen geven, heb ik op internet gezocht. Daar staat omschreven dat het een vorm van surrogaat brood is. Dus een product dat een ander vervangt, maar dat een mindere kwaliteit heeft.
Surrogaten worden vaak gemaakt in perioden van schaarste, zoals tijdens oorlogen. Zo werden tijdens de oorlogsjaren 1940-1945 steeds meer gebruiksartikelen vervangen door surrogaten. Brood werd vervangen door het regeringsbrood. Dit was gemaakt van tarwemeel, met een hogere uitmaling dan normaal. Hogere uitmaling wil zeggen dat er een groter deel van de tarwekorrel wordt gebruikt. Hoe hoger uitgemalen, hoe donkerder het brood. Het bakmeel kon echter ook bestaan uit roggemeel, aardappel- en peulvruchtmeel. Het zag er wel uit als brood, maar het was donker van kleur en smaakte klef en soms vies. In de Provinciale Drentsche Bakkersbondscourant, een krant die maandelijks verscheen en die mij ter hand werd gesteld door Martin Meinen, wordt in het nummer van januari 1941 ook al geklaagd over de slechte kwaliteit bloem die de bakkers krijgen voor het bakken van brood.
Regeringsbrood is er nog geweest tot halverwege de jaren vijftig van de vorige eeuw.
Bron: notulenboek bakkersvereniging, boerderijenboek Koekange, aanvullingen van Martin Meinen en Jan Bolling.