't Olde Karspel - periodiek van de Historische Vereniging De Wijk - Koekange

Oorlogsbelevenissen van Freek Reinders

door Henk van Noord

Toen ik een jaar of 6 - 7 was, zag ik Freek Reinders voor het eerst. Hij was toen monsternemer. Plusminus 10 jaar later trof ik Freek een enkele keer als ik een schets van een pasgeboren kalf naar het bureau bij de melkfabriek moest brengen. Ik had wel eens gehoord dat Freek Reinders in Rusland gezeten had in de oorlog, maar het fijne wist ik er niet van en ook niet op welke wijze Freek daar terechtgekomen was. Wel was ik ergens enorm nieuwsgierig hoe het leven van Freek er in de oorlogsjaren uitgezien had. Dankzij een publicatie in het Nijeveense historische blad, geschreven door Lambert Kappe, over zijn broer Jan, waar ik op gewezen werd door de op Nijeveen wonende Jan de Roo en door een toevallig gesprek dat ik had met Jantje Reinders-Vrieling, de echtgenote van Freek, ben ik aan deze geschiedschrijving begonnen.
In september 2008 had ik nogmaals een gesprek met Freeks vrouw Jantje, bij haar thuis aan de Sportlaan 1 in Koekange. Daar waren ook bij aanwezig de zusters van Freek, Gees Marissen-Reinders en Jantje Stam- Reinders, en Lambert Kappe, de broer van de inmiddels overleden Jan Kappe, die samen met Freek Reinders, de oorlogsverschrikkingen tot in Rusland toe heeft meegemaakt.
Later had ik nog een gesprek met 2 nichten van Freek, Adri en Niesje, dochters van Hendrik Reinders (onderduikadres van Freek) en Jan Bosma. Jan woonde in de oorlogsjaren ook in Pesse op een pachtboerderij van Hendrik Reinders en later op Ruinerwold. Hij was en is nauw betrokken bij de fam. Reinders. Door deze gesprekken heb ik enigszins een beeld gekregen van de zware tocht die Freek heeft moeten ondergaan.


Freek Reinders, geboren op 29 maart 1923, is een zoon van Koob Reinders en Roelofje Heuvelman. Ze woonden op de Ruinerweide nr. 20, waar vader en moeder Reinders een boerderij hadden. Het gezin telde 10 kinderen, waarvan Freek de zesde was. Alle kinderen Reinders doorliepen de lagere school in Berghuizen, waar ze veelal lopend op klompen naar toe gingen, zomer en winter. Ook Freek. Na zijn lagere schooltijd ging Freek naar de lagere landbouwschool in Meppel. Nadat hij die met succes doorlopen had, leerde hij verder aan de - toen nog - landbouwwinterschool, een schooltype dat nu de middelbare landbouwschool is. Helaas voorlopig maar één jaar, want inmiddels was de Tweede Wereldoorlog uitgebroken. Deze oorlog zou Freeks leven diepgaand beïnvloeden en in het gezin Reinders diepe sporen trekken.
Het gezin Reinders was een hecht en gemoedelijk gezin. Vader Koob vervulde veel maatschappelijke functies. Zo zat hij vele jaren in het schoolbestuur, in het bestuur van de melkfabriek en in de kerkenraad van de gereformeerde kerk in Berghuizen. Moeder Reinders bestierde het grote gezin en hielp indien mogelijk ook nog mee op de boerderij.

Onderduiken
Op 10 mei 1940 raakte ook Nederland verzeild in de oorlog en veranderde er voor veel mensen het een en ander.
Rond 15 mei al werd het gezin Reinders geconfronteerd met het begrip "onderduiken". Toen vroeg namelijk Egbert Steenbergen of hij een poosje kon onderduiken bij hen. Hij had namelijk als soldaat gevochten aan de Grebbeberg en wilde krijgsgevangenschap ontlopen. Hij was de eerste van een hele groep mensen die in de loop van de oorlog bij het gezin Reinders ondergedoken zijn geweest. Meest bekende onderduikers die bij de familie Reinders een plek gevonden hebben, zijn de bekende Meppeler verzetsman Peter van de Hurk en verzetsvrouw Mimi de Jong. Zij is gevangene geweest van de Duitsers en vreselijk gemarteld. Op wonderbaarlijke wijze is ze ontsnapt en ondergedoken op meerdere plekken, zo ook op de Ruinerweide bij de familie Reinders.

Oproep voor werken in Duitsland
In het voorjaar van 1942 kreeg Freek een oproep, dat hij zich moest melden voor tewerkstelling in Duitsland. Zo'n oproep kregen alle jonge mensen vanaf de leeftijd van negentien jaar. Velen gaven gehoor aan die oproep, om moeilijkheden te voorkomen. Anderen niet, die doken onder; meestal in het ouderlijke huis, soms bij een familielid ver weg wonend of dichtbij. Weer anderen liepen 's nachts in groepjes door de velden, uitkijkend voor politieagenten (van wie velen "fout" waren) en NSB-ers. Overdag waren ze dan weer thuis of bij bekende huisadressen waarvan ze wisten dat het "goed volk" was. Ik weet van mijn vader dat op Weerwille ook zo n groep rondzwierf. Mijn vader wilde ook op die manier werken in Duitsland ontlopen en vele nachten heeft hij, met anderen, doorgebracht in een gat in de grond achter op ons land. Dit gat werd afgedekt met een houten schot waar weer gras op lag.
Freek Reinders kreeg ook zo'n oproep en in overleg met zijn ouders besloot hij onder te duiken bij een broer van zijn vader, Hendrik Reinders in Pesse. Hendrik Reinders was boer en woonde aan een weg die nu de Hendrik Reindersweg heet. Hendrik was getrouwd met Maria Antonia van Oostrum, afkomstig uit Putten. Ze kregen vier kinderen. Maria is helaas ziek geworden en in juni 1944 overleden.
Ook bij Hendrik Reinders konden veel onderduikers terecht, het waren vooral verzetsstrijders op de vlucht of leden van een verzetsgroep die daar vergaderden. Door verraad is Hendrik opgepakt in februari 1945 en terechtgekomen in concentratiekamp Neuengamme in de buurt van Lübeck. De familie heeft nog een keer via het Rode Kruis bericht van hem gekregen. Hendrik is omgekomen in 1945, op een vluchtelingenschip dat op de Oostzee gebombardeerd werd door de geallieerden. Na de oorlog heeft de familie een mijnheer Lode uit Groningen gesproken die Neuengamme had overleefd en teruggekomen was. Hij had Hendrik goed gekend in het kamp en hij heeft de familie nog veel kunnen vertellen over gebeurtenissen in het kamp. Het is bitter te moeten constateren dat mensen als Hendrik Reinders, die geld, goederen en onderdak beschikbaar stelden om vluchtelingen te redden, door verraad van landgenoten een verschrikkelijk lot tegemoet gingen. De kinderen van Hendrik hebben zowel de boerderij als de mogelijkheden tot onderduik voor verzetsstrijders tot het eind van de oorlog doorgezet.

Toch opgepakt
In 1942 ging Freek dus onderduiken bij zijn oom Hendrik in Pesse en hielp daar op de boerderij. Nu woonde er aan de Oostering in Pesse een boer Meekhof. Meekhof was lid van de NSB en zijn boerderij werd op een kwade nacht in brand gestoken. Hij dacht dat het een wraakoefening was van het verzet. De volgende dag kwam er een peloton Wehrmacht soldaten langs het huis van Reinders; zij waren op weg naar de afgebrande boerderij van Meekhof, wisten de weg niet en waren per ongeluk de weg langs de boerderij van Reinders ingeslagen. Freek zag ze aankomen en schrok dermate dat hij op de vlucht sloeg en een roggeveld in vluchtte. De soldaten die dit zagen, kregen argwaan, ze achtervolgden Freek en namen hem gevangen. Freek was doodsbang en had geen grond meer onder de voeten. Adri Reinders, de dochter van Hendrik Reinders, zag alles gebeuren vanuit het raam van het woonhuis en zij vertelde mij, dat, als Freek rustig gebleven was, er hoogstwaarschijnlijk niets gebeurd was. Hendrik Reinders overzag de situatie en zei tegen dochter Adri dat ze een pakket brood moest klaarmaken om het aan Freek mee te geven. Gevolg was dat Freek, na nog maar twee of drie weken bij zijn oom Hendrik te zijn geweest, alsnog opgepakt werd en afgevoerd werd naar het politiebureau in Meppel. Daar werd hij in een vierkant houten hok opgeborgen en moest hij het verloop afwachten. Bij het fouilleren werd hem alles afgenomen behalve een klein doosje lucifers dat ze over het hoofd gezien hadden. Freek heeft op het bureau nog bezoek gehad van zijn zus Geesje die in Meppel werkzaam was als inwonend dienstmeisje. Zij had voor hem wat spulletjes, als draad en naalden, nagelschaar, kousen en garen meegenomen, omdat ze dacht dat hij deze spullen nog wel eens nodig kon hebben. Ze had de kleinere dingen in een oude zilveren tabaksdoos gestopt die zij van haar vader had gekregen. Deze tabaksdoos heeft Freek de gehele periode bij zich kunnen houden en is nu nog in het bezit van de familie. Zij mocht van de politie wel een poos met Freek praten. Ze heeft nog tegen Freek gezegd dat hij zo het gebouw uit kon lopen en onder kon duiken. Maar Freek wilde niet, hij was bang dat er represailles zouden volgen tegen zijn vader en moeder. Geesje heeft toen, van de familie, Freek voorlopig het laatst gesproken.
Het was donker toen Freek in een houten cel werd gebracht en opgesloten. Daar streek hij een luciferstokje af en keek rond in zijn cel. Plotseling zag hij in een plank, een zin met een mes in het hout gekerfd. Daar stond geschreven, "Ik weet dat mijn Verlosser leeft". Deze woorden maakten hem gelijk rustig. Deze tekst heeft hij al de oorlogsjaren meegedragen. Maar ook na de oorlog. Freek's vrouw, Jantje Vrieling, heeft me verteld dat deze woorden Freek zijn hele verdere leven tot steun zijn geweest. Dat hij daar kracht en zekerheid uit putte en een diep doordrongen geloof in de Bijbelse boodschap, tot zijn overlijden toe.

Naar kamp Erica
De volgende dag werd Freek, geboeid aan ene Egbert Gortemaker, afgevoerd naar het station en per trein naar Ommen gebracht, naar kamp Erica. Ook in kamp Erica heeft hij kansen gehad om te vluchten, maar ook hier was hij bang voor represailles tegen zijn ouders. Later heeft hij er spijt van gekregen, maar hij kon van tevoren ook niet weten wat hem te wachten stond.
Acht weken heeft Freek in Ommen doorgebracht, voordat hij werd weggevoerd naar Duitsland. In kamp Erica ontmoette hij Jan Kappe uit Nijeveen. Jan Kappe was ondergedoken geweest bij familie in Zweelo, om uitzending voor de arbeidsdienst te ontlopen. Ook hij werd opgepakt en vreselijk gemarteld om namen prijs te geven van de Meppeler verzetsorganisatie. Hij heeft niets verteld! In kamp Erica kwamen Freek en Jan met elkaar in contact en voortaan zouden ze een groot deel van hun gevangenschap met elkaar opgetrokken. Jan Kappe had erg veel last van heimwee en Freek heeft hem veel ondersteuning verleend. Vele jaren na de oorlog heeft de vader van Jan Kappe zich erg positief uitgelaten over Freek Reinders. In een gesprek met Jan de Roo uit Nijeveen, vertelde vader Kappe, dat Freek zijn zoon Jan erdoor gesleept had. Freek had menigmaal een deel van zijn eten afgestaan aan Jan, om hem in de benen te houden. Dit moet een daad zijn geweest van grote humaniteit omdat er aan de mannen vermoedelijk nooit veel eten verstrekt zal zijn.

Afgevoerd naar Duitsland en later Rusland
Na acht weken werd Freek afgevoerd naar Duitsland, eerst naar het noorden, Sleeswijk Holstein, naar het plaatsje Ham. Daar is een behoorlijk groot spoorwegemplacement met een kruispunt van spoorwegen. Met name veel goederenvervoer, vooral van graan. Daar heeft Freek een hele poos gewerkt maar hoe lang precies is niet na te gaan. Van daaruit moesten ze naar Berlijn. Waar ze daar verbleven is niet bekend en ook niet wat voor werk ze eventueel hebben moeten doen. Daarvandaan is Freek, met een groep Nederlandse dwangarbeiders naar Rusland afgevoerd om werkzaamheden voor het Duitse leger te verrichten. Er is een foto van deze groep Nederlanders waar Freek en ook Jan Kappe opstaan. Na de oorlog wilde Freek niets vertellen van wat hij meegemaakt heeft, maar zijn zusters hebben toch nog wel verhalen van hem los gekregen; bijvoorbeeld tijdens het hooien of het aardappels schoffelen. In deze gesprekken is hun duidelijk geworden dat Freek in Estland, Letland en Litouwen is geweest. Er is een brief bij de familie op de Ruinerweide bezorgd via het Rode Kruis uit de plaats Saalech, gedateerd op 13 augustus 1943. Vanaf 1943 was het Duitse leger op de terugtocht en waren de Russen volop in de aanval. Dat betekende dat Freek en zijn maten veel tankgrachten moesten graven aan het front en dat ze de oorlog in volle hevigheid hebben meegemaakt Dat moet verschrikkelijk zijn geweest, want de oorlog aan het oostfront is met een hevigheid en wreedheid gevoerd waar het westen geen weet van had. Op hun terugtocht uit Rusland pasten de Duitsers de tactiek toe van de verschroeide aarde, wat betekende dat ze hele steden en ontzettend veel dorpen verwoestten en met de grond gelijk maakten. Veel dorpen werden platgebrand, waarbij veel onschuldige burgers gruwelijk omkwamen, omdat ze niet in staat waren te vluchten vanwege ziekte, bedlegerigheid enz. Vrouwen, kinderen, grijsaards, de Duitse wreedheid en misdadigheid was mensonterend. (Een klein voorbeeld illustreert de verschrikkelijke strijd die in het oosten gevoerd werd: Wit-Rusland had voor de oorlog 10 miljoen inwoners, evenveel als Nederland. Na de oorlog betreurde Wit-Rusland 2,5 miljoen doden, in Nederland was dat 200.000 inclusief de 104.000 vermoorde Joodse medeburgers). Gevolg van dit optreden was dat de Russen gruwelijk wraak namen en elke Duitser in uniform zonder pardon executeerden, zeker de Duitser in SS-uniform. Hierdoor liepen ook Freek en zijn ploeg groot gevaar want ook zij droegen (gedwongen) een Duits uniform.
Volgens zijn zusters is Freek behoorlijk diep Rusland in geweest, zeker tot aan Smolensk. We weten uit Duitse en Russische verslagen dat daar hevig is gevochten. Een langere periode heeft Freek doorgebracht in Wit- Rusland aan de rivieren Dnjepr en Berezina. De werkzaamheden waren voornamelijk tankgrachten graven. De Nederlandse ploeg heeft een behoorlijke periode doorgebracht in de omgeving van Babrujsk aan de Berezina. Daar hebben ze vreselijke gevechten meegemaakt. Freek heeft zijn zusters verteld over de brandende Berezina en grote aantallen soldaten die trachten zwemmend aan de westzijde van de rivier te komen. Velen stonden in brand want de hele rivier brandde, vermoedelijk vanwege gebruik van fosforgranaten. Het moet gruwelijk zijn geweest. De winters in Wit-Rusland zijn vreselijk koud, Freek heeft daarom vaak tussen de paarden geslapen om warm te worden en te blijven.
De Duitse wreedheid heeft hij aan den lijve ondervonden toen ze een hele nacht, in de winterse kou, in hun nachtkleren moesten toekijken hoe een naakte man in een kuil moest doorbrengen voor een klein vergrijp. Telkens als de man de kuil uit wilde kruipen, sloegen de beulen van het "Herrenvolk" hem weer de kuil in. Na deze gruwelijke nacht zijn ze allemaal zwaar ziek geweest. Ook in Minsk is Freek geweest. Het is helaas niet chronologisch na te gaan hoe de tocht van Freek en zijn kameraden verlopen is, want volgens mijn informatie leeft er niemand meer van die groep; alles wat ik weet heb ik dus uit datgene wat de familie van Freek en Jan Kappe mij vertelden.

De terugtocht
De terugtocht van de groep Nederlanders was voornamelijk te voet. Het Duitse leger had wel vervoer, maar Freek en zijn kameraden moesten zichzelf redden. Lopend zijn ze terug gegaan naar het westen. Ze liepen 's nachts en oriënteerden zich op de maan en de sterren. Ze schuilden veel in de bossen, soms in een schuurtje of onder bietenblad. Ze hadden veel angst voor partizanen. Ze wilden absoluut niet in de handen vallen van de Russen, mede ook omdat ze een Duits uniform aan hadden. De Russen schoten immers alles dood wat een Duits uniform droeg. De Duitsers keken helemaal niet naar hen om. Ze hebben gelopen tot aan de latere Oost-Duitse grens en op een of andere wijze is Freek terechtgekomen in de plaats Ham, weer redelijk dicht bij de Nederlandse grens. Daar werd hij wederom tewerkgesteld aan het spoor en moest o.a. bomtrechters vullen met het kostbare graan. Bij luchtaanvallen dook Freek altijd een bomtrechter in, omdat er volgens hem nooit een bom in dezelfde trechter kwam. Dat wees de ervaring uit, had hij verklaard aan zijn zusters.
Op een gegeven moment, bij weer een verschrikkelijk bombardement, vluchtte Freek door een gat in de omheining en wist in het donker te ontsnappen. Hij kwam bij een boerderij met daar vlakbij een arbeidershuisje. Daar werd hij geholpen door een Nederlandse boerenarbeider die in het arbeidershuisje woonde. Hij is daar ondergedoken zonder dat de boer het wist. Freek heeft daar het einde van de oorlog afgewacht.

Weer terug naar huis
Na het einde van de oorlog, op 5 mei, is Freek, dankzij het Rode Kruis in Hengelo of Enschede aangekomen. Daar heeft hij allerlei gezondheidsonderzoeken gehad. Op 26 mei is hij, samen met anderen, op een open vrachtwagen naar huis gebracht op de Ruinerweide. Daar werd hij weer herenigd met zijn familie, die na 13 augustus 1943 niets meer van hem had vernomen. Toen de vrachtwagen op de Ruinerweide aankwam, ging eerst de chauffeur naar de woning van Reinders, klopte aan en vroeg: "Woont hier Koob Reinders?" "Ja", zei Koob. "Nou dan is hier je zoon. Wil je hem nog wel weer terug hebben?". En daar kwam Freek aan. Zijn vader en vooral moeder wilden hem omhelzen, maar Freek weerde ze af: hij zat onder de luizen.
Hij trok zijn uniform uit onder de perenboom en zei: "Stop dit maar onder de kookpot". Het werd verbrand. Freek ging zich wassen onder de pomp en trok schone kleren aan.

Weer aan het werk
De oorlog heeft Freek drastisch veranderd. Hij heeft het normale leven wel weer opgepakt voor zover mogelijk, maar hij vertrouwde niemand meer. Freek heeft de Landbouwwinterschool, waar hij in het begin van de oorlog aan begonnen was, hervat en afgemaakt. Hij begon te lijden aan suikerziekte. De dokteren hebben gezegd dat zijn oorlogsjaren, bovenmatig veel en zwaar werk en meestal zeer slechte voeding, dat proces sterk versneld hebben. Het is dermate ernstig geworden dat hij aan de gevolgen van deze ziekte tenslotte in 1985 is overleden.
Na zijn schooltijd is Freek gaan werken bij de zuivelfabriek te Koekange als laborant voor de kwaliteitscontrole en de vetgehaltebepaling. Later werd hij hoofd van het laboratorium. Ook werd hij controleur voor de melkcontrolevereniging en later ook van de fokvereniging. Nadat deze activiteiten door allerlei fusies en schaalvergrotingen waren gecentraliseerd, werd hij administrateur bij de Gezondheidsdienst voor Dieren.

Oppasser
Na de oorlog vroeg politieagent Wieringa uit Ruinen aan Freek of hij oppasser wilde zijn bij de bewaking van NSB-ers in kamp Westerbork. "Want", zei hij, "daar zul jij wel geschikt voor zijn". Maar dat wilde Freek absoluut niet. Hij had de buik vol van de oorlog en was blij nog te leven. Tegen zijn zusters heeft hij wel eens gezegd dat er verschrikkelijke rotzakken en sadisten onder de Duitsers zaten, maar gelukkig ook heel goede mensen die je probeerden te helpen.

Samenvatting
Mij baserend op al wat ik over de oorlogservaringen van Freek heb vernomen, kom ik tot de volgende opsomming van plaatsen waar hij heeft gevangen gezeten of anderszins onvrijwillig heeft verbleven:
Meppel, één nacht
Ommen, kamp Erica: acht weken.
Amersfoort: één of twee dagen.
Duitsland: Ham in Sleeswijk-Holstein: werken op het spoorwegemplacement.
Duitsland: Berlijn: hoe, waar en hoe lang: onbekend.
Wit-Rusland, Minsk: hoe, waar en hoe lang: onbekend.
Estland, Letland, Litouwen: hoe, waar, hoe lang: onbekend.
Rusland: het is vrijwel zeker dat Freek in of tenminste in de omgeving van Smolensk is geweest.
Wit-Rusland, Babrujsk aan de Berezina. Hier is meer over bekend. Vreselijke gevechten, brandende Berezina, helpen bij dakreparatie van gebombardeerd ziekenhuis, eindelijk een keer goed eten, rijst met rode kool, genaamd, "Borst".
Rusland: weer Minsk?
Terugtocht naar Duitsland. Door Polen? Niets bekend!
Terug in Ham. Werken op spoorwegemplacement.
Ontsnapt en verborgen in arbeidershuisje bij een boerderij.
Op 5 mei naar Hengelo of Enschede, dank zij Rode Kruis.
Op 26 mei weer thuis!

Nabeschouwing
Freek heeft veel meer meegemaakt aan verschrikkingen dan wij beseffen, dan wij kunnen beseffen. Als je de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog in Rusland en Polen bestudeert, schrik je van de gebeurtenissen die daar hebben plaatsgevonden.
Als je, zoals Freek Reinders en Jan Kappe en anderen, twee jaar lang als (gedwongen) kwartiermakers van het Duitse leger een flink brok van deze geschiedenis aan den lijve ondervindt, noodgedwongen moet meemaken, dan ervaar je de oorlog op een wijze waar wij ons geen voorstelling van kunnen maken. Zelfs de mensen niet die hier de oorlog aan den lijve hebben ondervonden.
Het is dan ook geen wonder dat mensen als Freek na de oorlog een enorm wantrouwen hadden tegenover iedereen. Ik hoorde over mensen die het Freek uiterst moeilijk gemaakt hebben door met ongepaste drammerigheid hem te pressen om zijn belevenissen te vertellen.
Maar Freek wilde vermoedelijk rust. Hij had geen behoefte om zijn gruwelijke belevenissen te vertellen omdat men hem toch niet begreep, niet kon begrijpen.
Freek is zwaar beschadigd uit de oorlog teruggekeerd. Zijn vrouw, Jantje, met wie hij in 1951 is getrouwd, heeft me verteld van vreselijke nachten, waarin hij nachtmerries had waarbij hij schreeuwend ontwaakte. Hij lag dan weer aan de Berezina en hoorde het angstaanjagende geluid van de Russische stalinorgels, een geluid, dat je, als je dat eenmaal hebt gehoord, nooit weer kwijtraakt. Of de vele branden die ze hebben gezien en geroken, de angst voor de Russische partizanen.
Geen mens kan begrijpen wat Freek heeft doorgemaakt en ook wat Jantje, zijn vrouw daardoor heeft moeten verstouwen.
Freek was een gewone gelovige jongen zoals zo velen. Maar in zijn gevangenschap en zijn gedwongen levensgevaarlijke reis heeft Freek de kracht van zijn geloof in volle sterkte ervaren. Hij heeft zijn vrouw verteld dat de woorden, "Ik weet dat mijn Verlosser leeft", hem gesterkt hebben om de beproevingen te doorstaan en vol te houden.
Aan het echtpaar Koob en Roelofje Reinders en aan Hendrik Reinders is (postuum) het verzets-herdenkingskruis verleend.

Met dank aan: Jantje Reinders- Vrieling, Gees Marissen Reinders, Jantje Stam- Reinders, Lambert Kappe en de nichten Adri en Niesje en Jan Bosma voor hun medewerking

*****