't Olde Karspel - periodiek van de Historische Vereniging De Wijk - Koekange

Deel 7: Het geslacht Van Mulligen

In het vorige deel heeft u kunnen lezen dat Lolke van Mulligen koper was van de molen aan de Dwarsdijk. Wie was deze Lolke van Mulligen, die daarna het plm. 280 jaar bestaande bedrijf oppakte? Lolke was een molenaarszoon uit Hasselt. Hij was 28 jaar en ongehuwd. Traditiegetrouw had hij zich het molenaarsberoep eigen gemaakt. Eerst werkend op de molen in Hasselt, later, nadat zijn oudste broer zijn vader in het bedrijf was opgevolgd, ook in andere plaatsen. Traditiegetrouw, want zes geslachten voor hem waren sedert het jaar 1702 onafgebroken molenaar geweest.

Wellicht om dezelfde reden als zijn voorgangers op de molen van Koekange streefde ook hij er naar enig land in bezit te krijgen. Mede om een andere reden had hij bij de openbare verkoping van de familie Rumph plm. 65 are land gekocht, liggend ten noordwesten van de kruising Dwarsdijk / Boverhofseweg. Dit land, gevoegd bij de 18 are ten westen van de molenaarswoning, ruilde hij met Hendrik Tijmes. Hendrik was de schoonzoon van Aaltien Vogelzang, die in 1887 was overleden. Door de ruil verkreeg Lolke van Mulligen nu bijna 1 ha land, gelegen aan de "Kuyerstraat", ten zuidoosten van de molenaarswoning. Langs de westrand van dit stuk land maakte hij een uitrit van de molen naar de "Kuyerstraat". Het molenpad, voorzover dat na de aanleg van de "Kuyerstraat" in 1876 nog werd gebruikt, was daardoor helemaal overbodig geworden. Of toch niet helemaal? Toen men tijden later niet meer van het bestaan van een molenpad af wist en de "Kuyerstraat" door sneeuwduinen bijna onbegaanbaar was geworden, werd nog naar voren gehaald dat er een recht zou bestaan om door het betreffende land naar Weerwille te gaan!

De buren van de nog ongehuwde molenaar

Hendrik Tijmes werd reeds genoemd. Hij had nog wel het land van voorheen Aaltien Vogelzang in gebruik, doch was in 1899 naar de gemeente Ruinerwold verhuisd. De woning was daarna verhuurd aan Peter van Engen, gehuwd met Roelofje Nijwening. Willem van Dijk was op de boerderij schuin daartegenover in 1896 opgevolgd door zijn zoon Hendrik van Dijk. In de zuidwesthoek naast het kruispunt stond het in 1877 gebouwde tolhuis. Vanaf de "Kuyerstraat" keek men tegen de zijkant van dit huis. Een klein rond raampje aan die kant , waardoor de tolgaarder het verkeer vanuit Koekange van ver kon zien aankomen, was karakteristiek. Verkeer van en naar Meppel moest tol betalen. Tolpachter was als eerste Harm Schuring, daarna kwam Hendrik Nijmeyer, die in 1914 werd opgevolgd door Cornelis Koster, die op zijn beurt in 1920 werd opgevolgd door Lukas Doorn. Tolheffing zal er geweest zijn tot 1925. In dat jaar werd namelijk de vrijstelling van grondbelasting voor het tolhuis opgeheven. De oude molenaarswoning aan de westkant van de molen werd na het overlijden van David Rumph in 1895 nog bewoond door Hendrik Broekhuizen, tot 1901. In dat jaar verhuisde hij naar de boerderij van Roelof Linthorst, tegenover Jan van Gijssel. Het land hield hij in gebruik en de woning werd, na sloop van enkele bijgebouwen, verhuurd aan Koob Kremer.

Meer werk

De werkzaamheden van een molenaar breidden zich uit. Bestonden de bezigheden in het verleden uit het laten draaien van de wieken, steeds meer werd hij een veevoederhandelaar, die naast het bereiden van verschillende soorten veevoer, er op uit trok voor het opnemen van bestellingen en voor het vervoeren van ingekochte en verkochte goederen. Lolke van Mulligen kreeg in het najaar van 1910 hulp van Hendrik Lopers, die in 1917 voor zichzelf begon. Na Arend Broenink kwam in 1921 Albert Soer die, met zijn gezin wonend aan de Dwarsdijk, gedurende zeventien jaar een halve huisgenoot van het molenaarsgezin zou zijn. Elke morgen in alle vroegte ging hij te voet van zijn woning (bij Hielken) naar de molen.

Drie jaar na de komst van Lolke van Mulligen verkocht Arend Massier zijn molen en woning aan Jan Mulder, een molenaar uit De Wijk. De koopsom was ƒ 6.200,=. Vervolgens droeg Jan Mulder in 1916 de molen weer over aan Lucas H. Steenbergen, een bakker uit De Wijk. De woning hield hij aan. Hij bleef ook op de molen werken. In 1919 werden de molen en het huis verkocht aan Lucas Graver, die slechts twee jaar bleef. Graver verkocht het geheel in 1921 aan de Coöperatieve Landbouwbank te Meppel. Deze mutaties vonden plaats in en om de eerste wereldoorlog. Hoe was de economische situatie in die tijd? In het begin van de oorlog, 1914, stegen de prijzen. De boeren voeren daar wel bij. In 1916 kwam er een tekort aan veevoer, met als gevolg dat ook daarvan de prijs steeg. Voor de boeren werd het daardoor moeilijker. In 1916 kwam de Distributiewet; brood en brandstof werden verdeeld. De boeren moesten alle granen leveren aan de overheid voor de broodvoorziening.

Aankoop land

Op 9 oktober 1918 werd in het koffiehuis van Hendrik Jan Nijsingh te Koekange een openbare verkoping gehouden door de erfgenamen van Roelof Hendriks Westert. Lolke van Mulligen kreeg daar de gelegenheid om meer land aan de "Kuyerstraat" in bezit te krijgen. Het land sloot aan op de ene hectare die hij reeds in 1912 had verkregen en reikte tot aan de Weerwillerweg. Eén derde gedeelte van de oppervlakte bestond nog uit hakbos, met name o.a. een lange smalle strook vanaf "de Kuyer" langs de "Kuyerstraat". Geleidelijk werd het bos omgezet in wei- en bouwland.

10 mei 1919 werd een bijzondere datum voor de molenaar. Die dag kwam een einde aan zijn ongehuwde staat. Lolke had zijn vrouw gevonden in de buurt: Lammigje van Dijk. Zij was de oudste van de vijf dochters van de hiervoor genoemde Hendrik van Dijk.

Vooruitgang

De jaren twintig volgden. De omzet in de molens steeg. Naast lagere melkprijzen daalden ook de voerprijzen, met als gevolg dat de veestapel uitbreidde. Meer omzet betekende grotere drukte. De ontwikkeling van de techniek kwam goed van pas. Om minder afhankelijk te zijn van de wind werd in mei 1921 een 20 PK Half dieselmotor geplaatst. Omdat de motor met een groot vliegwiel nogal wat ruimte vroeg, werd een gedeelte van de molenberg weggegraven om daarin een motorkamer te bouwen. De motor, die op ruwe olie liep, zorgde voor een puffend geluid in de buurt. Op het vervoer was ook tijdwinst te behalen. Als eerste kwam in aanmerking de in zwang geraakte motorfiets. In 1922 werd voor het merk Wanderer een kenteken afgegeven met het nummer D 2220. De letter D stond voor de provincie Drenthe. In 1925 volgde een Chevrolet vrachtwagen. Een hele gebeurtenis in die tijd. Van deze Chevrolet moest de motor aan de voorkant met een slinger op gang worden gebracht. De rijrichting kon worden aangegeven met de hand. Albert Soer was degene die dagelijks met de Chevrolet op pad was. Kwam hij iemand tegen, dan ging steevast zijn duim omhoog. In 1926 kwam de elektrische verlichting. Voordien werd in de molen met stallantaarns gewerkt.

P.S. Tenslotte nog even een toelichting op de in het vorige nummer geplaatste foto bij "De molen(s) van Koekange". De Historische Vereniging bleek in het bezit te zijn van "een zeer oude opname". Het onderschrift bleek, wat dat betreft, juist te zijn. De foto moet namelijk zijn gemaakt vóór het jaar 1901. Op de foto is de oude boerderij van de familie Rumph te zien, die aan de westkant van de molen stond met de achterkant naar de Dwarsdijk. Klaas Rumph, de molenaar, liet in 1861 een nieuw boerderijtje bouwen aan de zuidkant van de molen met de achterkant naar de (later aangelegde) Boverhofsweg. Broer David Rumph kreeg in dat jaar de oude boerderij toegescheiden. Hij werd later opgevolgd door zijn schoonzoon Hendrik Broekhuizen. In 1901 werd het achterhuis van de boerderij afgebroken en het voorhuis geschikt gemaakt voor dubbele bewoning. Na verhuur aan diverse personen werd in 1935 ook het voorhuis afgebroken.