't Olde Karspel - periodiek van de Historische Vereniging De Wijk - Koekange

Coöperatieve Stoomzuivelfabriek
"De Eendracht" te Haalweide

door Jan Inberg en Aaltienus Buiter

Enkele jaren geleden is in 't Olde Karspel al geschreven over de zuivelfabrieken te Rogat en Koekange, maar de derde zuivelfabriek in ons verenigingsgebied is nog niet aan bod geweest. Vandaar in deze aflevering de zuivelfabriek Haalweide.

Deel 1: De oprichting
Nadat in 1888 in Rogat reeds een zuivelfabriek was opgericht, de eerste in Drenthe, en het succes daarvan in menig boerengezin en -vergadering was besproken, werden er plannen gemaakt om een nieuw fabriek te bouwen voor een groot gebied. Men ging direct al grootschalig denken. Melkveehouders vanaf de Oosterwijk tot de Bloemberg, geheel Veeningen, Koekange en Weerwille en ook Echten zouden kunnen deelnemen. De fabriek zou gesticht moeten worden aan de Ossesluis.
Er werd een voorlopige commissie gevormd bestaande uit de heren Theodoor Rutgers van der Loeff (burgemeester van de Wijk) als voorzitter, Geert Broekhuizen uit Koekange als secretaris en Jacob Brouwer, Roelof Nijsingh, J. Schiphorst Haalweide, A.G. Dekker, J. Oshaar, J.J. Zantinge en G. Schoonvelde als leden en Jacobus Houwink, ingenieur te Meppel, als technisch adviseur. Laatstgenoemde had met het meehelpen stichten van drie zuivelfabrieken in Friesland de nodige ervaring opgedaan, wat de commissie van groot nut kon zijn. De commissie ging vol ijver aan de slag. En als men toen de zin van de voorzitter had gedaan, dan was het huis en erf waar de fabriek zou komen, direct eigendom van de commissie geworden. In dat geval was de fabriek waarschijnlijk aan de Ossesluis gebouwd. Maar er was verschil van mening. De meerderheid van de commissie wilde eerst door middel van een nortonpomp zien of het water geschikt zou zijn. Toen men het daarover uiteindelijk eens was geworden, bleek dat het huis en erf inmiddels reeds verkocht was. Nota bene aan een lid van de commissie.
Toen haakte Veeningen af en hield het voor gezien, onder voorwendsel dat ze niet naar vetgehalte wilden uitbetalen. Koekange scheidde zich af en koos voor een fabriekje in eigen dorp. Dat ging eerst ook niet zo gemakkelijk omdat de organisatoren hier te maken kregen met gemoedsbezwaren van leden die niet wilden dat de fabriek op zondag in gebruik zou zijn. Na wat geharrewar over en weer kwam in Koekange de zaak toch voor elkaar en gaven zich 68 personen op als lid. Zo kon op 22 augustus 1896 in Koekange de zuivelfabriek in werking worden gesteld.

Haalweide
Toen de plannen voor de grote fabriek waren mislukt, sloeg men in Haalweide ook de handen ineen. De eerste bijeenkomst was op 25 januari 1896 ten huize van W. van 't Schot. Dit op uitnodiging van de heren J. Schiphorst Haalweide en J.H. Haveman. Agendapunt: De wenselijkheid om te komen tot de oprichting van een Stoomzuivelfabriek. De aanwezigen konden zich vinden in dit voorstel; ook aangaande de plaats van de fabriek n.l. bij het tolhek in de Haalweide. Om gewaar te worden of het plan gedragen werd door de omwonende veehouders werd er een vergadering uitgeschreven voor 1 februari 1896. Op deze vergadering waren 26 veehouders aanwezig, die zich konden vinden in het voorgestelde plan. Deze veehouders hielden 207 koeien. De oprichtingsvergadering werd belegd op 10 februari 1896. Hier waren 47 leden aanwezig die samen 314 koeien hadden; Er werd er een bestuur benoemd van 8 personen. Dit waren J. Haalweide, W. Koops, W. Stapel, G. ten Kate, J. Brouwer, A. Bomert, J. Stapel en J.H. Haveman.
Men liet er geen gras over groeien want er werd direct een commissie benoemd en gevolmachtigd om de statuten op te stellen en de vereniging op te richten. Dit gebeurde reeds op 24 februari 1896 bij notaris Metzier in Meppel. In de statuten werden hoge eisen gesteld aan de melk. Zo mocht o.a. van koeien die korter dan 8 dagen hadden afgekalfd, geen melk worden geleverd.
De oprichting van de Coöperatieve Zuivelfabriek "De Eendracht" was een feit. De coöperatie werd opgericht voor de duur van 15 jaar.
Op 28 februari werd de coöp. ingeschreven in de registers en vermeld in de Staatscourant.

Meer leden
Na de oprichting waren er nog diverse veehouders die zich aanmeldden als lid. Ook zij werden ingeschreven onder vermelding van het aantal stuks vee en de deelnemingskosten; b.v. Ter Haar toegetreden met 2 aandelen a f 100,= en voor 16 koeien a f 2,=.
Een veehouder uit Zuidwolde die zich ook wilde aanmelden werd met 52 tegen 20 stemmen niet toegelaten.
Tolgeld
In 1896 bouwde men de fabriek recht tegenover het tolhek. Zodanig dat de melkvervoerders het terrein op en af konden rijden zonder de tolboom te passeren en dus ook geen tolgeld hoefden te betalen. Die vlieger ging echter niet op, want later bouwde men in het verlengde van de bermsloten twee nieuwe tolbomen en kon niemand meer zonder betalen passeren.
Omdat er toen nog op veel plaatsen tol werd geheven, werd besloten om aan die leden die achter de tolhekken van Veeningen en de Bloemberg woonden, een vergoeding te geven van f 50,= per jaar voor tolgeld.

De bouw
Er werd een bouwvergunning aangevraagd bij de gemeente en als architect werd de heer Carmiggelt uit Hoogeveen aangetrokken. Zijn beloning bedroeg 4% van de aannemingssom. De laagste inschrijver voor de bouw was E. Rozendal uit Hoogeveen voor f 6887 ,=. Hij deed het werk echter over aan J. Haulo uit de Wijk.
Tweeëndertig jaar later, in 1928, werd er een nieuwe kaasfabriek gebouwd door de heer Kiers uit Ruinen voor de somma van f 25.800,=.

Directeur
Na de oprichting ging men op zoek naar een directeur. Voor deze functie was een budget van f 600,= tot f 800,= beschikbaar. Er waren destijds 51 sollicitanten beschikbaar. Over de vraag wie er moest worden benoemd, werd op enkele vergaderingen hevig getwist. Tenslotte werd de heer J. van der Heide uit Gasselternijveen benoemd. Deze werd goed bevonden nadat het bestuur eerst de boekhouding had nagezien.

De heer Van der Heide bleef tot 1928. Uit een 12-tal sollicitanten werd de heer W. Bakker uit Ruinerwold als nieuwe directeur benoemd. Zijn aanvangssalaris was f 2000,= per jaar plus een kwart van de nettowinst.
Na het overlijden van de heer Bakker in 1946 werd de heer K. Westerhof uit Oudeschoot (Fr.) benoemd tot directeur. Deze bleef directeur tot de sluiting in 1968. Omdat de vereniging was opgericht voor de tijd van 15 jaar werd in 1909 besloten om de coöperatie voor onbepaalde tijd te laten voortbestaan.

Salarissen omstreeks de jaren 30
Zoals vermeld ontving de directeur een salaris van f 2000,= per jaar plus een kwart van de netto winst.
De assistent-directeur ontving f 42,50, de botermaker f 36,= en de machinist en kaasmaker ieder f 35,= per week

Melkrijders
De melkrijders brachten de melk naar de fabriek met paard en wagen. Dat was niet altijd gemakkelijk. De wegen waren niet altijd even goed begaanbaar, vooral omdat er nog veel onverharde wegen waren. En als 's winters de sneeuwduinen hoog waren opgewaaid, gebeurde het vaak dat er een weg naar de fabriek moest worden gegraven.
De melkritten werden doorgaans jaarlijks uitbesteed en bij inschrijving gegund aan de laagste inschrijver. Een paar voorbeelden:

Melkrijder: Route: Bedrag per week:
Steenbergen Veeningen f 48,=
HagewoudGroot Oever f 45,=
TimmermanOssesluis f 34,50
TakkenWijkbrug f 17,49
SeegersVledder f 27,=
DekkerLankhorst f 46,=

Uiteraard zat er verschil in lengte en zwaarte van de melkrit. Als men dolgraag een bepaalde rit wilde hebben of voor zijn inkomen nodig had, dan was het zaak om scherp in te schrijven. Soms zo scherp dat er eigenlijk niets meer was te verdienen.

Vergaderingen
Er werd in de beginperiode altijd op verschillende plaatsen vergaderd o.a. bij Nes aan de Ossesluis, bij Stappenbelt (altijd 's middags), bij W. van Schot, bij J. Eemten, bij Hein op Veeningen, bij Bosman op de Bloemberg en aan de Wijkbrug.
In de vergadering van 5 april 1919 werd een voorstel gedaan om een melkcontrolevereniging op te richten. Die kwam tot stand met 98 stemmen voor en 39 stemmen tegen. In de vergadering van 20 augustus 1925 werd besloten om steun te verlenen aan de door storm geteisterde zuivelfabriek te Borculo.
In de vergadering van 20 mei 1926 werd besloten om geen bijdrage te verlenen aan de pluimveevereniging "Nut en Sport" te Hoogeveen voor het houden van legwedstrijden. Op de vergadering van 24 juli 1927 maakte het lid Jan Oshaar uit de Pieperij bezwaar tegen het feit dat er vóór de officiële tijd van 6 uur melk bij hem werd opgehaald.

In het jaar 1927 werd aan de Koekanger zuivelfabriek 13 cent meer voor een kilo boter betaald dan in Haalweide. Op de ledenvergadering werd gevraagd hoe dat toch mogelijk was. Door het bestuur werd aan de directeur van de Koekanger fabriek, de heer Knol, gevraagd om inzage in de boeken van Koekange. Dit werd door de directeur geweigerd.

Jaarverslag
Uit een jaarverslag uit 1932 blijkt dat de vereniging toen 208 leden telde, die gezamenlijk 1406 melkkoeien hadden.
In totaal werd er 4.683.077 kg melk ontvangen met een gemiddeld vetgehalte van 3.38% dat was 0,01 % hoger dan het jaar daarvoor. De gemiddelde productie melk per koe bedroeg in 1932 dus 3330 kg. Dat is een behoorlijk verschil met heden ten dage, als men soms hoort van bedrijven met een gemiddelde productie van meer dan 10.000 kg melk per koe. In totaal werd daarvan 158090 kg boter bereid en werden er 82277 kazen gemaakt: Edammers, Broodkaas, Goudse en Randkaas. Dit alles van 40% of 20 % vet.

Herinneringen oorlogsjaren
Arnold F. Bakker, zoon van directeur Bakker, kan zich nog herinneren dat er in de oorlog een overvliegend vliegtuig een brandstoftank verloor, welke terecht kwam op de fabriek. Gelukkig raakte er niemand gewond. Hij zegt een mooie jeugd gehad te hebben in en rond de fabriek. Er gebeurde altijd wel iets.

In het volgende nummer kunt u lezen hoe het verder ging met de fabriek tot de sluiting in 1968.

Voor dit artikel hebben we de medewerking gehad van genoemde Arnold F Bakker en van de oud-personeelsleden J. Klein en A.E. Stokvis; verder hebben we geput uit een notulenboek uit de jaren vijftig en de bron van J. Poortman.