't Olde Karspel - periodiek van de Historische Vereniging De Wijk - Koekange

Vastgelegd verleden (2):
"Dook-" of "toog-"?

door Giel van der Wal

De eerstgeborene van mijn geesteskinderen in deze serie heeft nogal wat losgemaakt wat betreft de naamgeving "dookijzers". Zo sprak de heer G. Nederlof, redacteur van "Ambacht & Gereedschap" van toognagels of toogijzers. Volgens onze onvolprezen Van Dale is een toognagel een eiken treknagel of klamppin maar óók een puntig toelopende ijzeren pin met aan het dikke einde een aangesmeed oog en zou men het in Zuid-Nederland een toognagel noemen. (Volgens dezelfde Van Dale is een dook een ijzeren staaf of bout die voor hout-, steen- of steen/steenverbindingen wordt gebruikt). Maar daarmee zijn we er niet. A. Rauwerda gebruikt in zijn boek over gereedschappen alleen de naam toognagel, maar wel steeds met de nadrukkelijke toevoeging "van staal" of "van hout". Het Van Deinse-Instituut (Internet) maakt ook duidelijk dit onderscheid maar brengt dit wél tot uitdrukking in de naam: metalen toognagels en houten toogpennen. Mijn Meppeler zegsman, opnieuw geraadpleegd, wist van geen wijken en bleef bij "dookijzers". En… ik denk dat hij best eens gelijk kan hebben. Stelt u zich maar eens voor hoe het honderd jaar (of nog langer) geleden toeging: communicatie en uitwisseling van informatie verliep hoofdzakelijk mondeling - velen konden immers lezen noch schrijven - en hoe gemakkelijk werd "toog" dan niet tot "dook"? Hiervoor pleit bovendien dat de d en de t fonetisch zeer dicht bij elkaar liggen; zij worden op dezelfde plaats in de mond gevormd. Hetzelfde geldt ook nog eens voor de combinatie van de k en de g! Ik meen me dan ook terecht de vrijheid te hebben veroorloofd in de aanhef van deze aflevering van zowel "dook-" als "toog-" te spreken.
De grondbetekenis van een en ander ligt uiteindelijk bij het werkwoord "togen", door Van Dale voornoemd zo mooi omschreven als "het samentrekken van een houtverbinding door een bepaalde plaatsing van de gaten voor de verbindingspennen."

Op de beide figuren hiernaast
(uit het boek van Rauwerda) komt de techniek van dit "togen" goed tot uiting. Door de gaten niet precies tegen- over elkaar te maken en daar- na de toognagels al draaiend in te slaan, vormen beide houtdelen samentrekkend een nauwkeurig sluitend geheel.
Ten slotte denk ik nu wel ge-noeg in de dookijzers te zijn "gedoken" en hoop ik u een volgende keer iets te vertellen over een varken van hout en staal.


*****