't Olde Karspel - periodiek van de Historische Vereniging De Wijk - Koekange

De rubriek over kleine bedrijfjes zoals kruidenierswinkeltjes, bakkerijtjes, galanteriewinkeltjes, petroleum-, kolen- en turfhandelaren, kleermakers, mandenmakers, marskramers, sclilderbedrijfjes en kleine cafeetjes:

Bijenhoudersvereniging De Wijk e.o., deel 1


door Aaltienus Buiter

Deel 1: De oprichting
In deze uitgave van `t Olde Karspel wil ik even stilstaan bij een van de oudste nog bestaande, maar bij velen minder bekende vereniging, n.l. de Bijenhoudersvereniging.
We kennen allemaal de verhaaltjes van de bloemetjes en de bijtjes. En dat is iets waar de leden van de bijenvereniging zich al 91 jaar mee bezig houden. Was het vroeger een bron van inkomsten, nu is het een hobby.

Een honingjaar zoals er helaas maar zelden een voorkomt, de heide zat zo vol honing dat, wanneer er door gelopen werd, men de honing aan de klompen had zitten. Korven vol honing, korven van 80 pond en meer was door de bijen bijeen gebracht. We zijn in het jaar 1911.
Het bovenstaande was waarschijnlijk de aanleiding dat verschillende imkers de gedachte kregen om een vereniging van bijenhouders op te richten.
Dit gebeurde op 18 december 1911 op een vergadering bij Jan Waninge (later café Centraal) waar de bijenhouders bijeengeroepen waren.
Ds. Dwarshuis, predikant te Staphorst, was ook aanwezig en hij had een aantal personen uit Staphorst meegebracht. Ds. Dwarshuis nam op deze vergadering de leiding en als spreker was aanwezig de heer Joustra uit Balkbrug. Deze was algemeen secretaris van het landelijk bestuur.
Op deze avond werd de vereniging opgericht en gaven 53 bijenhouders uit de Wijk en omgeving zich op als lid. Die omgeving was erg ruim. Er waren imkers uit Zuidwolde, Staphorst, Ruinerwold, Nijeveen, Wanneperveen, Koekange en Meppel

Het bestuur bestond uit:
Ds. Dwarshuis uit Staphorst, voorzitter
J.H. de Baron de Vos van Steenwijk uit de Wijk, secretaris.
Jan Bloemert uit Staphorst, penningmeester
Jacob de Weerd uit de Wijk, 2e secretaris
Jacob Krikken uit Veeningen, 2e penningmeester

Het doel
Het doel van de vereniging was: Het bevorderen der bijenteelt in haren meest uitgebreiden omvang. Zij tracht dit doel te bereiken door verspreiding van kennis en vermeerdering der inkomsten uit het bedrijf.
Het huishoudelijk reglement werd vastgesteld op 22 januari 1912.

In het eerste jaar, 1912, werd de honing verkocht voor 18,5 cent per kilogram. Er werd ruim 1500 kg suiker ingekocht. Er werd toen al gesproken over a) een coöperatieve zemerij (= honingperserij). Deze is opgericht in 1918 en b) over een gezamenlijke verzekering tegen schade door brand, diefstal en vervoer. Deze verzekering kwam pas 36 jaar daarna voor elkaar, dus in 1947.

Ledental
Het ledental groeide gestaag. In 1928 waren er 97 personen lid, in de dertiger jaren daalde het aantal tot 84, maar in de oorlogsjaren steeg het weer, tot 150. leden. Dit had zeer waarschijnlijk als oorzaak dat de imkers tijdens de bezettingsjaren extra bonnen kregen voor suiker en tabak. Deze suiker was gedenaturaliseerd. Dus voor normale consumptie niet geschikt en diende als voeding voor de bijen. De tabak was nodig omdat er bij het werk met de bijen gerookt moest worden. Extra bonnen waren natuurlijk altijd welkom. Als tegenprestatie moesten de imkers wel honing leveren.
Na de oorlog daalde het aantal leden. De belangstelling voor het imkeren nam gestadig af. Tabak en suiker waren immers weer verkrijgbaar. Wat overbleef waren de hobbyisten. Zij zagen meer in de bijenteelt dan alleen maar geld. In 1947 waren er nog 86 leden. Het aantal daalde tot 20 in 1967 daarna nam het weer iets toe. Op dit moment telt de vereniging nog 25 leden.

Zemerij
De zemerij werd dus opgericht in 1918. Ze was gehuisvest in een gebouwtje aan de Dorpsstraat achter café Centraal, waar nu de Rabobank staat. In de zemerij werd de honing verwerkt tot pers- en raathoning, wrijfwas en ook werd er een lekkere zoete honingdrank van gemaakt, de zgn. mee of mede. De zemerij werd gerund door leden van de vereniging. Ze had hetzelfde bestuur als de bijenhoudersvereniging, maar een eigen reglement. Daar stond o.a. in dat de leden zich verplichtten de gewonnen honing in de korf en in de raat te leveren. Uitgezonderd 1 korf voor eigen gebruik. Nadat de raten gewogen waren, werd er per pond een voorschot uitbetaald. Dit om de leden na levering van de honing niet met lege handen naar huis te laten gaan. Het voorschot werd jaarlijks door het bestuur vastgesteld. Zodra alle honing was verkocht vond de slotuitkering plaats. Het geld voor de voorschotten moest worden geleend, maar het werd ook wel belangeloos voorgeschoten door de man van de honingpers en secretaris De Vos van Steenwijk

Verwerking
In het voorjaar hadden de imkers stokjes door de bijenkorven gestoken waaromheen de bijen in de loop van de zomer de raten bouwden. Een gedeelte van die raten werd door de bijen gevuld met honing. Een ander gedeelte van de raten werd niet gevuld en bleef droog. Nadat de bijen uit de korf waren verwijderd - vroeger gebeurde dit door de bijen te doden, wat slachten werd genoemd - werden de met honingraten gevulde en van bijen ontdane korven bij de zemerij afgeleverd. Daar werden de raten er zorgvuldig uit gehaald, gewogen en in een ton gedeponeerd. De niet met honing gevulde raten de zgn. droge raten werden apart gehouden. Daaruit werd later de wrijfwas gekookt.
De met honing gevulde raten werden in hoeveelheden van plm. 50 pond enigszins opgewarmd en daarna in de pers gedaan. Deze pers was een zware eikenhouten bak op vier poten. Op deze bak, die van binnen was beslagen met metaal, zat een soort deksel van plm. 1,5 meter lang, 20 cm breed en 15 cm dik. Dit deksel draaide aan de ene kant om een ijzeren as zodat het deksel rechtop gezet kon worden. Aan de andere kant van het deksel bevond zich een gleuf. Aan de bak was nog een metalen as met schroefdraad bevestigd. Deze as paste in de gleuf en als de bak was gevuld met de verwarmde raten dan werd het deksel erop gelegd. De as met schroefdraad kwam door de gleuf en op de schroefdraad werd een grote vleugelmoer met twee handvatten geplaatst. Deze moer werd stevig aangedraaid, zodat het deksel naar beneden werd gedrukt. Zo werd de honing uit de raten geperst en liep ze door een gootje in een opvangton. Deze pers bestaat nog steeds en is te zien in de bijenstal bij de museumboerderij de Karstenhoeve in Ruinerwold.

Slachten
Moesten vroeger de bijen worden gedood voordat de raten uit de korf verwijderd konden worden, tegenwoordig heeft men hiervoor een minder gewelddadige oplossing. De bijen worden nu met rook onder in de korf of kast gedreven. De imker kan de raten er zo uitpakken. Zolang de bijen niet in het nauw komen steken ze niet.

Voorschotproblemen
Het jaar 1927 was een goed honingjaar. De jaren ervoor kon alle door de imkers geleverde honing geborgen worden voor men met het persen begon, nu moest men tussentijds persen om meer ruimte te krijgen. Om het voorschot te kunnen uitbetalen moest er meer geld geleend worden. Ook nu werd dit weer belangeloos beschikbaar gesteld door de man van de pers en de secretaris. Kon in voorgaande jaren de honing altijd probleemloos worden afgezet, in 1927 was dat niet het geval. De handel lag plat, de honing was onverkoopbaar. Het spook van de crisis kwam in zicht. Er was te weinig geld onder de mensen. De leden waren de honing kwijt en hadden een voorschot ontvangen van 20 cent per kilogram honing, maar de zeemerij zat er mee.
Het zat het bestuur niet lekker. Na enig aarzelen besloot men om een vergadering bijeen te roepen om de situatie te bespreken en de leden voor te stellen om het reeds ontvangen voorschot weer terug te betalen. De opkomst op deze vergadering was goed en ieder aanwezig lid was genegen om zijn voorschot terug te betalen. Restte nog om de niet aanwezige leden te bezoeken om ook daar het voorschot terug te vragen. Dit zou door het bestuur worden gedaan. Het eerste lid dat door de toenmalige voorzitter Egbert Jansen werd bezocht, was meteen het lid met het grootste voorschot in de knip. Op de vraag of hij ook genegen was het voorschot terug te betalen, antwoordde hij: "Egbert, je praat goed, maar de vereniging bestaat voor mij niet meer en het geld blijft in mijn knip." Een geraadpleegde advocaat, die voor een gesprek van 20 minuten ƒ 2,80 vroeg, kon n.a.v. de statuten, waarin niets over dergelijke zaken geregeld was, niet tot een ander advies komen dan: "Je kunt het proberen met een grote mond." Op een daarop volgende bestuursvergadering meende men een lichtpuntje te zien.
Er werd een nieuwe vereniging opgericht. De voorschotten laten rusten, overname van alle lasten en lusten, inclusief de honingvoorraad. De leden waren er van overtuigd dat dit de enige oplossing voor de problemen was. En zo werd de Coöperatieve Vereniging van bijenhouders "De Honingbloem" opgericht, met statuten en huishoudelijk reglement zodanig aangepast dat men niet zo gemakkelijk voor verrassingen kwam te staan.
Het doel van de vereniging werd als volgt omschreven: "De vereniging heeft ten doel, het inkopen, het bereiden en het verkopen in het groot en in het klein van honing, was en verdere producten, van de bijenteelt afkomstig, ten einde de daaruit ontstane winst dienstbaar te maken aan de bevordering van de stoffelijke belangen der leden. De inkopen worden bij voorkeur gedaan bij de leden der vereniging. Ook van niet-leden kan echter door het bestuur worden ingekocht."
Het bestuur bleef hetzelfde als van de oude vereniging. Wel kwam er ook een commissie van toezicht bestaande uit vijf personen. De oprichtingskosten zijnde ƒ 550,- nam de secretaris op zich tegen een rente van 3%. Verrekening van deze kosten heeft waarschijnlijk nooit plaats gehad. Wel werd steeds met de jaarvergadering vermeld dat er een schuld was van ƒ 550,-.
Toch werd ten langen leste de voorraad honing nog verkocht voor slechts 16 cent per pond. Dit was uitzonderlijk laag. Voorgaande jaren had de honing wel 35 en zelfs 50 cent per pond opgebracht. De hele partij werd gekocht door Van Dijk uit Hardenberg, met bestemming Duitsland.

Bijenmarkt
In 1946 werd de eerste bijenmarkt gehouden achter de zemerij. Deze markt heeft maar enkele jaren bestaan. In 1948 werden de toen 79 leden opgeroepen om meer bijenvolken te leveren aan de markt, anders kon de markt niet bestaan. In dat jaar werd er ook subsidie ontvangen voor het organiseren van de markt. Het bleek allemaal niet voldoende. De markt was niet levensvatbaar. Mede door het sterk teruglopende ledental werd de laatste markt gehouden in 1953. Een korf met bijen bracht ƒ 5,- tot ƒ 8,- op.
In 1946 overleed de secretaris Baron de Vos van Steenwijk. Hij was toen 35 jaar secretaris geweest. Ook werd in dat jaar wegens de zuivering na de oorlog een lid geschorst. Dit werd hem per aangetekend schrijven medegedeeld.

Sluiting zemerij
Door het sterk teruglopend aantal leden was het voor de zemerij niet meer haalbaar om nog door te draaien. Eind 1950 gingen de deuren voorgoed dicht. Wat overbleef waren de hobbyisten. Die zagen meer in de bijenteelt dan geld alleen.

Met dank aan de heer A. Muller uit IJhorst voor het beschikbaar stellen van gegevens.